12 mei 2014. Ik zat in de trein tussen Arnhem en Ede-Wageningen. En toen gebeurde het, ter hoogte van Wolfheze. Een aanrijding met een persoon. Dit is mijn getuigenverslag.
Een bezoek aan mijn ex-vrouw en mijn kind liep heel anders af dan ik had gedacht. Toen ik om 21.26 uur in Doetinchem- De Huet op de boemel richting Arnhem stapte, verwachtte ik eigenlijk een doodnormale treinreis zoals ik er al zovele heb gemaakt. Met wifi in de trein en mijn onafscheidelijke laptop zou ik de tijd wel doorkomen. Langzaam werd het donkerder en toen ik in Arnhem om 22.01 overstapte op de trein richting Ede-Wageningen, Utrecht en Amsterdam, was de avond gevallen. Omdat ik een kwartiertje later bij Ede-Wageningen de Connexxion-trein richting Amersfoort moest hebben, nam ik plaats in het gangpad. Tegenover me zaten een man, ongeveer tien jaar jonger dan ik en een vrouwelijke collega van hem, die ik halverwege de vijftig schatte. Hun gesprek onderling was luchtig, gezellig en ik moest een paar keer stiekem lachen om hun grapjes.
Ik lees een gezellig verhaal van een van mijn collega-schrijvers als het gebeurt. We reden, zo bleek later, ter hoogte van Wolfheze. Een lichte trilling door de trein en ineens een hels kabaal. Mijn eerste associaties zijn met keien onder een auto of grote hagelstenen op een golfplaten dak. Een paar seconden lang probeer ik het geluid en de betekenis hiervan te herkennen. Ik hoor het toch echt goed, het zijn harde voorwerpen die luid tegen het onderstel van de trein bonken.
De trein komt remmend tot stilstand. De beide collega’s tegenover me kijken mij en elkaar vragend aan. Ook zij komen niet verder dan de conclusie dat we wel ergens overheen gereden moeten zijn. Een hoopje stenen? Een omgevallen boompje?
Het duurt een aantal minuten, nu ik dit schrijf weet ik niet hoeveel, maar mijn herinnering zegt me dat het binnen de vijf minuten was. Een slecht verstaanbaar bericht dat we een aanrijding hebben gehad. Waarmee, dat wordt niet gezegd. We kijken elkaar aan. Zonder woorden snappen we dat het ook onwaarschijnlijk is dat het treinpersoneel het al kan weten. Het is aardedonker en voor ons gevoel in een flits gebeurd.
Even later komt er een passagier vanuit de richting van de kop van de trein onze kant op. De conducteur heeft hem gevraagd om even iedereen op de hoogte te stellen. We hebben een persoon aangereden. We krijgen het bericht ook via de intercom, iets later. Met de mededeling dat we hier wel een tijdje moeten stilstaan. Een uur of twee, of tweëeneenhalf.
Dat laatste had ik wel verwacht. Ooit, jaren geleden, heb ik een half jaar gewerkt op Personeelszaken van de NS. Betrokken bij een groot project voor de werving van nieuwe conducteurs, treinsurveillanten en later ook machinisten. Terloops vang je dan genoeg informatie op over procedures bij aanrijdingen en andere rampspoed. Ik wist al heel lang dat de opvang van treinpersoneel bij aanrijdingen goed georganiseerd is en dat nu waarschijnlijk een rampenplan onmiddellijk in werking is gesteld. Maar bij de man tegenover me valt het bericht behoorlijk rauw op zijn dak. Hij zegt het zelf, hij kan bijzonder slecht omgaan met gevoelens van opgesloten zitten. Hij ijsbeert geagiteerd door het gangpad. Zijn vrouwelijke collega is in staat om hem wat te kalmeren. Een luisterend oor, gerichte vragen, ik zie dat het werkt. Snel kijk ik naar de tijd, nu over half elf ’s avonds. De laatste boemel richting huis vertrekt om 0.25 uur. Ik concludeer dat het misschien kantje boord wordt en zet mijn eerste bericht op Facebook.
Even later komt iemand van het treinpersoneel met ons praten. Hij is kalm, maar straalt ook gelatenheid uit. Hij vertelt dat de trein inderdaad een persoon heeft aangereden. Geen persoon op een fiets, geen persoon in een auto, gewoon een persoon, een mens. Verschrikt kijken we elkaar aan. Voordat ik er erg in heb ontsnapt de vraag aan mijn lippen. Hoe het in vredesnaam mogelijk is dat een persoon zo’n oorverdovend geluid kan maken. De man kijkt me aan met een meewarige blik die me duidelijk maakt dat het voor hem niet de eerste keer is. Ook de opmerking van de vrouw, die toch echt dacht dat we over een auto heen gereden waren, wimpelt hij af met de houding van de expert. Een trein zal nooit over een auto heen denderen; hij duwt het gewoon voor zich uit.
Hij gaat verder en laat ons in verbazing achter. Ik merk dat ik geschrokken ben, maar weet even niet precies waarvan. Langzaam besef ik dat ik een vreemd soort fascinatie voel. De fascinatie van een toeschouwer, een ramptoerist. Maar die fascinatie heeft blijkbaar de functie om me totaal kalm en rustig te houden. We zijn over een persoon heen gedenderd. Ik snap nu wat ik gehoord heb. Het is een hele kalme constatering: botten zijn ook keihard.
Inmiddels lopen er politieagenten in de trein rond. Van een van hen krijgen we te horen dat de man met wie we zojuist spraken de machinist is. De vrouw tegenover me zet grote ogen op en vraagt zich af hoe het in godsnaam mogelijk is dat hij zo rustig en kalm was. Haar woorden spreken verbazing, maar ook bewondering en ontzag.
De agent vraagt ons of we behoefte hebben aan slachtofferondersteuning. Ik voel het, dat deze vraag en dit aanbod heel terecht is, goed doordacht en stilletjes complimenteer ik de samenstellers van de rampenprocedure. Maar ik voel me absoluut niet zo. Ik ben geen slachtoffer, ik ben alleen maar toeschouwer. Het idee om mezelf als slachtoffer te zien bevreemdt me en maakt me nog rustiger. Omdat ik daar niet voor kies.
De man tegenover me, ik voel zijn lichte gêne. Zijn claustrofobie maakt hem tot slachtoffer, maar ik denk te zien dat hij met dat etiket moeite heeft. Hij raakt in gesprek met de agent, die hem een flesje water geeft en hem duidelijk vertelt waar hij in de trein ondersteuning kan krijgen als het écht te veel wordt. Naar buiten gaan is geen optie. “Jullie willen echt niet zien wat zich daar afspeelt.” Het gesprek met de agent heeft een duidelijk rustgevend effect op de man.
We zien de brandweer arriveren. Op Facebook krijg ik de eerste reacties. Een reactie van een van mijn studievrienden van vroeger. Zij noemt de plaats Wolfheze, ik bevestig het. Er schijnt hier een psychiatrisch ziekenhuis te zitten en het is niet de eerste keer op dit traject. Ik voel de logica, maar wil geen voorbarige conclusies trekken. Ik heb geen flauw idee wat het slachtoffer bewogen heeft tot zijn wanhoopsdaad, als het al zelfmoord was. Voor hetzelfde geld is het iemand die stomdronken de weg kwijt was. Een later bericht, dat het slachtoffer op de rails is gaan liggen toen de trein aankwam, lijkt dit te weerspreken.
Het is even over elf als we het verlossende antwoord krijgen. Er zal een andere trein naast ons komen en met een loopplank kunnen we overstappen. Er is nog wat onduidelijkheid over de bestemming. Gaat de trein terug richting Arnhem, of door, richting Ede-Wageningen? In het eerste geval zal ik deze avond niet thuis komen. Ergens laat me dit koud. Thuiskomen doe ik toch wel. Een nachtje doorhalen heb ik ook vaker gedaan. Als de trein een kwartier later arriveert, wordt duidelijk gemaakt dat het toch richting Ede zal rijden. De man tegenover me lacht opgelucht. “We komen nog thuis!”
De trein waar we nu in zitten wacht op een nieuwe machinist. Want ook al zou onze machinist vinden dat hij prima in staat is de trein verder te besturen, het is doodeenvoudig verboden. Een interne regel van de NS waarvan wij de logica kunnen voelen. Ik weet dat de machinist opgevangen zal worden door professionals en door een supportgroep van collega’s die hetzelfde hebben meegemaakt. Ervaringsdeskundigen als aanvulling op de professionaliteit van de hulpverleners. Een goed doordachte procedure, een voorbeeld van goed personeelsbeleid.
En dat het wachten op een nieuwe machinist tijd kost, ook dat snappen we. Alleen machinisten die in staat zijn om hier snel te komen, voldoende rusttijd hebben tussen hun laatste dienst en nu en bovendien niet gedronken hebben. Allemaal voor de veiligheid van passagiers, personeel en materieel. Allemaal heel logisch.
De trein arriveert. Wij worden naar het midden van onze trein geleid en lopen langs een aantal personeelsleden van de NS en politie. Alsof we een vliegtuig verlaten, waarbij de stewardessen ons een goede reis wensen. Ik schiet de hoofdconducteur aan. Ik complimenteer hem met de perfecte informatievoorziening. "Want dat mag ook wel eens gezegd worden; jullie horen het vast te weinig." Bij dat laatste slaan zijn ogen even neer. Een glimlach en dankbare woorden dat hij dit erg op prijs stelt. Twee brandweerlieden houden de loopplank strak en we stappen in een volle sprinter. Daar wachten we meer dan een kwartier voordat het zich in beweging zet, richting Ede en verder als intercity richting Utrecht. De machiniste inventariseert of er behoefte is om op kleine tussengelegen stations te stoppen. Ook een hele nette procedure.
De trein rijdt stapvoets verder. Een blik op mijn telefoon leert me dat ik de trein van 23.55 niet ga halen. Dan moet ik dus bijna een half uur wachten op de laatste mogelijkheid. Het doet me niks. Als ik eindelijk op mijn eigen centraal station arriveer, zijn de laatste bussen al een tijdje weg. Ik kies ervoor om geen taxi te nemen maar loop gewoon naar huis. Ik voel behoefte aan een wandeling en frisse lucht. Een klein uur later sluit ik mijn voordeur achter me.
Het is nu een dag later. Ik bekijk de nieuwsberichten en zie tot mijn verbazing dat het blijkbaar geen nieuws was. Niet op Nu.nl, voor zover ik weet ook niet in de landelijke dagbladen. Niet gezien. Niet op de site van de NS, wel in hun Twitterfeed, wel op 9292.nl.
Waarom is dit geen nieuws? Is het te gewoon geworden? Is dit met opzet, om kopieergedrag te voorkomen? Alsof iemand die in diepe geestelijke nood zit, inspiratie gaat opdoen uit nieuwsberichten. Of vinden we het huwelijk tussen Kanye West en Kim Kardashian veel belangrijker?
Ik kijk op een site dat treinverstoringen inventariseert. Vier aanrijdingen met personen in de afgelopen week, 17 in de afgelopen maand, 237 in het afgelopen jaar. De statistieken zijn gruwelijk; het lijkt business as usual. Het lijkt routine. Maar achter die routine schuilen menselijke drama’s. Ik probeer me de machinisten voor te stellen, die het onvermijdelijke zien gebeuren en weten dat ze niet bij machte zijn dit te voorkomen. Ik probeer me de hulpdiensten voor te stellen die opnieuw moeten uitrukken, telkens weer. Ik voel mee met de mensen van de Brandweer, in dienst dan wel vrijwillig, die de menselijke restanten verzamelen. En ik probeer me een voorstelling te maken van de nabestaanden van 237 personen het afgelopen jaar, hun verdriet, misschien hun schuldgevoel, hun wanhoop. Het lukt me niet, het is te veel.
Gisterenavond las ik met een glimlach een verhaaltje over een cavia en muizen. En op dat moment stierf een mens. Hij was al dood toen hij onder mij door passeerde. Ik voelde en hoorde wat er met zijn lichaam gebeurde. Ik hoor het opnieuw. Het mag dan wel routine zijn maar ik wil het zo niet zien. Ik hoef niet te weten wat hem bewogen heeft dit te doen. Een mens stierf, dat is genoeg. Nabestaanden zullen ondergedompeld zijn in verdriet. Ik hoop dat ze uiteindelijk vrede vinden. Mijn respect voor de professionaliteit van NS-personeel, Brandweer, Politie en Ambulancediensten had ik al. Na gisteren is het alleen maar gegroeid.
Reacties (114)
Na de aanrijding wist ik eerst niet wat ik met mezelf aan moest. De conducteur stapte de coupe in met de vraag om het aan de andere medereizigers te vertellen wat er gebeurd was. Samen met een ander meisje hebben we dit gedaan. Het drong nog niet echt door wat er gebeurd was.
De volgende ochtend rij ik weer met de trein langs de plek van het ongeluk waar we slechts 7 uur geleden het ongeluk mee maakten. Toen pas drong alles pas echt tot me door. Een paar dagen later las ik uw verhaal. Alles bij elkaar heeft er voor gezorgd dat ik die avond achter me kan laten.
Sterke voor alle nabestaanden die hun dierbare voor altijd moeten missen. Ik wil ook het treinpersoneel sterke wensen met dit te verwerken. Voor u en alle hulpverleners heb ik zo veel respect.
Ik ben die vrijdag daarop overdag heen en terug geweest over dat traject. Ik keek uit het raam. en het was alsof er nooit iets gebeurd was.
Jij beschreef het zo mooi.