Gokken
Public

Voorbeeld literatuurstudie HBO V deel 5: Welke aandachtspunten zijn belangrijk bij de zorg rondom diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase? Inleiding. Psychosociale begeleiding. Ond

Galaxy > Studeren leren school en vakanties

Ben jij een HBO V student en op zoek naar een voorbeeld waardoor je een goede literatuurstudie schrijft? Zoek dan niet verder en kijk naar dit voorbeeld

Tags/Labels: Palliatieve, Psychosociale, Voorbeeld, Literatuurstudie, Aandachtspunten

“Verantwoorde diabeteszorg in de palliatieve en terminale fase. Een literatuurstudie naar de specifieke aandachtspunten in het medisch beleid bij diabetespatiënten tijdens de palliatieve of terminale fase.” Zelf heb ik deze literatuurstudie geschreven voor mijn opleiding en heb ik hier een RV (ruim voldoende) voor gekregen.. Deze serie artikelen bestaat uit 6 delen en helpt je letter voor letter op weg met het maken van de literatuurstudie. Als je alle 6 de delen hebt gelezen heb je een compleet voorbeeld van een literatuurstudie die je kan gebruiken als inspiratiebron. 

    b28d902f185ab477d481e3d63b464851_medium.

 

“Let op dat er copyright rust op de informatie. Delen mag, maar dan wel onder vermelding van naam: Sabrina Verbeek en de website waar je de informatie vanaf haalt.”

Voorbeeld literatuurstudie HBO V  deel 5: Welke aandachtspunten zijn belangrijk bij de zorg rondom diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase? Inleiding. Psychosociale begeleiding. Ondersteuning en begeleiding professionele zorgverleners. Specifieke aandachtspunten

5. Welke aandachtspunten zijn belangrijk bij de zorg rondom de zorg voor diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase?

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk zal zich richten op de begeleiding die diabetespatiënten nodig hebben tijdens de palliatieve en terminale fase. In de eerste paragraaf wordt er op de psychosociale begeleiding ingegaan. Deze is niet alleen gericht op de patiënt, maar ook op dienst naasten. In de tweede paragraaf wordt er gekeken naar de ondersteuning en begeleiding mogelijkheden van de professionele zorgverleners, en als laatste wordt de link gelegd naar de specifieke aandachtspunten bij diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase.

5.2. Psychosociale begeleiding van diabetespatiënten tijdens de palliatieve fase

Naast de behandeling van symptomen moet er ook ruimte vrij gemaakt worden voor de psychosociale begeleiding. Het is voor diabetespatiënten niet alleen maar somatisch van aard, maar ook psychologisch komt er veel op de patiënt af tijdens de palliatieve fase. Ook willen we niet alleen kijken naar de patiënt zelf, maar ook de naaste omgeving. Denk hierbij aan: Mantelzorgers en zorgverleners.

Psychosociale zorg is een belangrijk onderdeel van de palliatieve zorg als geheel. Alle betrokken disciplines bieden psychosociale zorg. Zij hebben aandacht voor de mens, voor het verdriet, de zorgen van naasten en voor de toekomst. Ook bieden ze een luisterend oor. Alle hulp- en zorgverleners hebben een belangrijke functie in het (vroeg)signaleren van problemen op het psychosociale vlak. Daar waar psychosociale hulpverlening nodig is, kan verwezen worden naar gespecialiseerde hulpverleners, zoals maatschappelijkwerkers, geestelijk verzorgers, psychologen en psychiaters. (http://www.pallialine.nl/)

Psychosociale problemen zijn psychisch belastend voor de betrokkene en rechtvaardigen op zichzelf hulp. Psychosociale problemen hebben vaak ook een sterk nadelige invloed op het zelf zorggedrag van patiënten en daarmee op de glycaemische instelling. Ernstige, langdurende psychosociale problemen zijn te beschou-wen als een belangrijke risicofactor voor het ontstaan van secundaire complicaties bij diabetes. Door vroeg-tijdige herkenning van psychosociale problemen in de praktijk van de diabeteszorg en het aanbieden van werkzame psychosociale interventies kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de verbetering van zowel het lichamelijk als psychologisch welzijn ('kwaliteit van leven') van de mens met diabetes. (Multidis-ciplinaire richtlijn diabetes Verenso 2011 http://www.cardiometabool.nl)

Communicatie, empathie en beschikbaar zijn is de basis van goede palliatieve en terminale zorg. Ook al is de diabetes daarin niet het belangrijkste onderdeel. (Verhoeven, S. Kleefstra, N. Bilo, H.J.G. Houweling, S.T. (2013) Diabeteszorg aan het eind van het leven. Nederlands: Langerhans School of Diabetes BV.)

5.3. Ondersteuning en begeleiding van professionele zorgverleners tijdens de palliatieve fase

Voor de professionals om de diabetes patiënt heen komen er veel verantwoordelijkheden bij, maar ook veel dingen die ze los moeten laten. Verzorgende en verpleegkundigen zijn voornamelijk gericht op symptoombehandelingen, maar zullen zich nu in moeten zetten voor een comfort behandeling, waarbij de patiënt en omgeving weinig tot geen last heeft van de bijkomende symptomen.

In de palliatieve fase verandert het behandelbeleid naar een eenvoudiger regime, waarbij het belangrijkste doel is symptomatisch hoge bloedsuikerspiegels met minimale interventie te behandelen. Lange termijn complicaties zijn niet meer van belang, maar een ontregeling van de diabetes kan wel extra zorg opleveren bij patiënten en familie, terwijl het glucosemanagement maar een klein aspect is van de totale benodigde zorg op dat moment. Patiënt en familie hebben dan uitleg nodig over de reden van de keuzes bij diabetesmanagement, bijvoorbeeld over de reden waarom bloedsuikers minder streng worden gereguleerd dan voorheen. Diabeteszorg op maat betekent nu dat de patiënt niet onnodig wordt belast met prikken en meten, maar dat hypoglykemie en hyperglykemie zoveel mogelijk vermeden worden. Daarmee kan de kwaliteit van leven positief beïnvloed worden. Dieetbeperkingen zijn niet meer nodig of veel minder strikt. Dieetrestricties, voor zover aanwezig, kunnen losgelaten worden (wensdieet). (Bruin, A. W. (2012) Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde)

Verzorgende en verpleegkundige (V&V) in de directe omgeving van de diabetespatiënt hebben een belangrijke rol in het ondersteunen van de patiënt en diens omgeving tijdens de palliatieve en terminale fase. Er moet een zorgplan opgesteld worden waarin duidelijk vermeld staat welk beleid is afgesproken met de behandelend arts, en welke maatregelen getroffen moeten worden. Hierin staat bijvoorbeeld hoe vaak er een glucose controle gedaan moet worden, of bij welke waardes actie ondernomen moet worden.

Een diabetesverpleegkundige kan dit aansturen en begeleiden. Bijvoorbeeld door het geven van een klinische les, waarbij instructie gegeven wordt hoe om te gaan met diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase. Of door om de twee dagen langs te komen om het beleid door te spreken of eventueel bij te stellen in overleg met de behandelend arts. De diabetesverpleegkundige kan ook klaar staan voor vragen van familie waarop de verzorgende en verpleegkundige geen direct antwoord kunnen geven, of waarvoor ze niet bevoegd zijn.

In de terminale fase wordt het medisch beleid wezenlijk anders en zijn controles minder belangrijk of niet meer zinvol en haalbaar. Wanneer de patiënt nog bij bewustzijn is, wordt gestreefd naar het vermijden van de gevolgen van een hyperglykemie. Wanneer de patiënt comateus is, wordt alle

medicatie gestaakt en zijn controles niet meer nodig. Vooral familie moet dan goed op de hoogte zijn van de keuzes die gemaakt worden bij het staken van de behandeling van diabetes. Het doen van periodieke contro-les is niet meer standaard: alles is gericht op comfort van de patiënt. Dat betekent voor de arts dat deze aan patiënten en verzorgende uitleg geeft; dat een intensief insulineregime en het veelvuldig meten van het bloedglucosegehalte voor patiënt en familie onnodig en vervelend belastend is. (Bruin, A. W. (2012) Tijd-schrift voor Ouderengeneeskunde)

Ford Dunn (2006) onderzocht bij een aantal patiënten met DM2 in de terminale fase of deze daadwerkelijk hoge bloedsuikers ontwikkelden in de laatste levensdagen, na staken van alle medicatie. Uit hun onderzoek bleek dat de glucosespiegel niet steeg bij stervende patiënten met DM2, zelfs niet na het staken van hun me-dicatie (zowel tabletten, als insuline). De eventuele zorg voor hoge bloedsuikers na staken van medicatie is dus niet gegrond, en men kan hieruit afleiden dat het staken van alle behandeling mogelijk is, zonder bijef-fecten van hyperglykemie. (Ford-Dunn, S. Smith, A. Quin, J. Management of diabetes during the last days of life: attitudes of consultant diabetologists and consultant palliative care physicians in the UK. Palliat Med. 2006. http://www.ncbi.nl.)

5.4. Specifieke aandachtspunten voor diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase

In de palliatieve en het laatste deel daarvan, in de terminale fase, verschuift de nadruk van genezing en het bereiken van streefwaarden bij diabetesbehandeling naar kwaliteit van leven en zo min mogelijk diagnostiek. (Verhoeven, S. Kleefstra, N. Bilo, H.J.G. Houweling, S.T. (2013) Diabeteszorg aan het eind van het leven. Nederlands: Langerhans School of Diabetes BV.)

The management of diabetes during terminal illness is complex, with lack of agreement and consensus among physicians and multidisciplinary teams. Despite the plethora of guidelines available for the manage-ment of diabetes, there exists no agreed, evidence-based strategy for managing diabetes during terminal ill-ness and at the end of life. A number of physiological factors may influence glycaemic control during termi-nal illness. These include anorexia, cachexia, malabsorption, renal and hepatic failure. (King, EJ. Haboubi, H. Evans, D. Baker, I. Bain, SC. Stephens, JW. The management of diabetes in terminal illness related to cancer.)

Bespreek met de patiënt en zijn familie de wensen en (on-)mogelijkheden van de zorg vanuit het uitgangs-punt dat de behandeling gericht is op comfort en het voorkomen van hypo- en hyperglykemieen en bijwer-kingen. Zorg voor heldere vastlegging in het dossier en het zorgplan, en een naleving van deze vastgestelde punten.

Bij patiënten met DM in de terminale fase is het belangrijk de onderhoudsmedicatie regelmatig te evalueren met de behandelend arts en de diabetesverpleegkundige. Als de patiënt bij bewustzijn is en de hyperglykemie symptomatisch is: controleer de glucose en bij glucose > 20 mmol/l regel deze dan bij met kortwerkende insuline.

Als de patiënt niet bij bewustzijn is, stopt in principe alle medicatie (bespreek dit eerst met de familie en altijd op voorschrift van de behandelend arts) en doe geen glucosecontroles meer. Uiteraard moet bij de overgang van de palliatieve naar de terminale fase het beleid worden aangepast en via het zorgplan worden overgedragen. Daarin worden ook de afspraken vastgelegd die samen met de patiënt en/of diens naasten zijn gemaakt. (Bruin, A. W. (2012) Tijdschrift voor Ouderengeneeskunde)

In de omgang met diabetespatiënten tijdens de palliatieve en terminale fase is het belangrijk om voldoende aandacht te bieden aan het onderwerp diabetes. Nagaan hoe de patiënt zelf tegenover zijn aandoening en bijbehorende therapie staat, is noodzakelijk. Duidelijke informatie vestrekken en aangeven aan de patiënt en eventueel ook aan zijn familie of derden, dat de behandeldoelen en de visie nu anders zijn, is onontbeerlijk. Hoe de patiënt reageert, is vaak afhankelijk van zijn  karaktereigenschappen en hoe hij eerder omging met zijn diabetes. Sommige patiënten zien minder strikte therapie dan voordien als iets aangenaams, terwijl ande-re het moeilijk kunnen aanvaarden en het soms beschouwen als ´opgeven´. (Baere, S. verkregen via mailcon-tact)

Let op dat er copyright rust op de informatie. Delen mag, maar dan wel onder vermelding van naam: Sabrina Verbeek en de website waar je de informatie vanaf haalt.”

Deel 4 / Deel 6

© Galaxy/Sabrina Jansen-Verbeek  15-06-2015

 

# Psychosociale
# Aandachtspunten
 1
       
 
15/06/2015 10:46

Reacties (0) 

Voordat je kunt reageren moet je aangemeld zijn. Login of maak een gratis account aan.