Een hele rare droom deze week. Ik en mijn kind in een vliegtuig. En toen ging het gruwelijk mis.
Als ik droom, is het bijna altijd bizar. Ik droom in beelden, in korte verhaallijnen die in elkaar overlopen maar totaal niks met elkaar te maken lijken te hebben. Ik hoor geluiden, meestal een song die de hele droom op de achtergrond speelt en dan de rest van de dag in mijn hoofd blijft hangen. Ik gooi plaatsen en tijden door elkaar op een manier waar ik de slappe lach van kan krijgen als ik weer wakker ben. Ook plak ik vaak hele andere gezichten op bekende personen. En regelmatig droom ik in een gespleten persoonlijkheid. De acteur, cq. het slachtoffer van mijn droom én de rationele stem op de achtergrond die in die droom commentaar geeft als het wel erg vreemd wordt.
Sommige dromen keren terug. In mijn jeugd, telkens als ik koorts had, zat ik in die vieze oude kelder bij het lijk van een oude vrouw met een misvormd en toegetakeld gezicht waar niemand naar durfde te kijken. Maar ik moest wel. Als ik kwaad werd in mijn dromen en ik verhaal wilde halen bij de persoon die me kwaad maakte, kon ik hem nooit bereiken. Rennen lukte niet en als ik een beetje snelheid kreeg openden zich diepe kloven voor mijn voeten, die ik dan wel moest ontwijken. Iedereen om me heen lachte me uit. Als ik iemand een klap wilde verkopen, bewoog mijn vuist zich met de snelheid van een secondewijzer, hoezeer ik ook probeerde. Ook dan waren lachsalvo's mijn deel. Maar ik kon vliegen, dat dan weer wel.
Tot mijn eenentwintigste was ik in het gros van mijn dromen niet ouder dan twaalf. Daarna promoveerde ik tot zeventien en ook nu nog loop ik een flink aantal jaren achter op mijn ware leeftijd. Als ik in mijn droom naar huis ga, kan ik zo het hofje uit mijn tienertijd opfietsen, mijn huidige huis binnenkomen, naar de wc gaan die toch echt in een Amerikaans hotel thuishoort, om dan te eindigen op het balkon van een ex-vriendin. En het is altijd maar de vraag met wie ik nú weer getrouwd ben en welke combinatie van overleden huisdieren me nú weer begroet.
Ik doe gekke dingen in mijn droom. Foute dingen die totaal niet bij mijn karakter passen. Op het eerste gezicht dan. Vaak blijken ze toch voort te komen uit slechte neigingen die ik gewoon heb, maar in mijn dagelijkse bewuste leven aardig onder controle weet te houden. Ook sta ik vaak versteld van mijn bizarre overtuigingen in mijn dromen. Ik zat een keer gevangen in een hutje in het bos, samen met president Nixon en de paus. Wolven met hongerige smoelwerken probeerden de hut binnen te dringen. De paus ging hulp halen. Nixon vroeg zich af of dat wel goed zou komen. Ik wist honderd procent zeker van wel, want wolven vergrijpen zich niet aan iemand die heilig is. En dat komt dan van een ongelovige ex-katholiek!
Ik ben twee keer dood gegaan in mijn dromen, of in ieder geval een aardig eindje op weg. Mijn broer was erbij, voor de gelegenheid maar weer eens vijf jaar oud. Ik maar schreeuwen dat iemand dat kind weg moest halen; hij hoefde hier niet mee geconfronteerd te worden. Dat kon ik hem niet aandoen. Toen het echt verkeerd af ging lopen kwam mijn rationele stemmetje commentaar leveren: "Dit wordt wel erg belachelijk! Kappen met deze onzin, wakker worden!" En ik deed heel volgzaam wat die stem me opdroeg.
Heel soms ben ik gewoon mijn dagelijkse zelf in mijn droom. Die droom is dan op een filmische manier realistisch. Zoals de droom die ik deze week kreeg toen ik even liggend op de bank mijn ogen sloot.
Ik zit in een vliegtuig, met mijn kind naast me. Waarschijnlijk zijn we op weg naar mijn ouders. We hebben het al vaker gedaan. Vliegen is leuker, mooier en spannender dan meer dan een halve dag allerlei treinen in- en uitstappen. Hij kijkt uit het raampje en verbaast zich erover hoe mooi bergen zijn als je ze van bovenaf kan zien. En dan gebeurt het. Een krakend geluid, doffe knallen en alle lucht wordt gillend het vliegtuig uit gezogen. Het vliegtuig trilt alsof het uiteen wil vallen en dat gaat natuurlijk ook gewoon gebeuren. Iedereen om me heen schreeuwt het uit in paniek, bagage valt uit de compartimenten boven onze hoofden en ik krijg er een aantal tegen mijn gezicht. Het is niet belangrijk. Het zuurstofmasker heb ik snel voor mijn gezicht gedaan en ik kijk naar mijn kind, dat zonder na te hoeven denken hetzelfde doet. Ergens wil ik weten wat er gebeurt en wie daar verantwoordelijk voor is, maar dat is niet belangrijk nu. Dat we neerstorten is overduidelijk en onvermijdelijk. Er is maar één ding belangrijk en dat zie ik in de twee angstige ogen die op mij gericht zijn. Mijn kind klampt zich aan mij vast en begraaft zijn nagels diep in mijn vlees. Hoe we het doen weet ik niet, maar we kunnen praten. Zijn ogen tranen en zijn mooie jonge smoeltje is verwrongen tot een masker van doodsangst.
'Gaan we dood?' Hij verdient het dat ik nu goudeerlijk tegen hem ben.
'Ja, daar is niks aan te doen.'
'Ik ben bang!'
'Ik ook.'
'Gaat het pijn doen?' Doodgaan is minder erg dan die laatste seconden in onzekere afwachting van iets dat misschien wel gruwelijk is.
'Nee, het gaat zo snel dat we niks zullen voelen.'
Ik denk aan alles wat ik ga missen, het flitst in staccato door mijn hoofd. Geen diploma-uitreiking op zijn school. Zijn moeder zal de tranen van zijn eerste gebroken hart niet wegvegen en nooit zal ik een kleinkind in mijn armen dragen. Ik zie hem denken aan zijn moeder en zijn zusje die hij zo vreselijk gaat missen. De stap naar hun gevoel maken, dat ook zij hém zullen missen, is voor hem sowieso nog niet erg natuurlijk en nu al helemaal niet. In een flits zie ik om me heen een aantal mensen huilen, schreeuwen en smeken. Een moslima bidt tot Allah, een priester tot zijn God. En ik? Ik heb de neiging, maar het voelt hypocriet om God aan te roepen in mijn laatste ogenblik als ik Hem mijn hele leven genegeerd heb. Bovendien, het gaat niet om mij. Ik ben nu niet belangrijk.
'Wat gebeurt er als we dood gaan? Ben ik er dan nog wel?' Het klinkt diep wanhopig. Ik ga hem nu niet confronteren met mijn overtuigingen. Die zijn niet belangrijk. Die hebben nu geen plek.
'Dat weet niemand, maar ik denk dat het een groot en mooi avontuur wordt.'
'Ik ben bang! Ik wil daar niet verdwalen en helemaal alleen zijn. Ik ken daar niemand!' Ik grijp zijn handen en laat niet meer los.
'Ik ben daar. Voor altijd. Ik laat je nooit los.' Ik zie zijn blik iets rustiger worden.
'Echt?
'Echt!' Het wordt hem te veel. Ik zie hem huilen, zonder woorden. Hij klampt zich aan me vast zoals nooit tevoren. Ik werp een laatste blik uit het raampje. Hij durft dat niet. Het duurt niet lang meer.
'Tot straks!' Het laatste wat ik tegen hem zeg. Ik zie een glimlachje.
En dan, in een kristalheldere flits, is alles wat we ooit kenden voorgoed veranderd.
Ik word wakker. Een paar seconden heb ik nodig om tot mezelf te komen, de droom te laten wegebben en me te realiseren dat mijn droom bizar was, maar op een manier zoals ik niet vaak meemaak. En ik voel totale vrede.
Reacties (29)
Wat een mooie droom! Ja, natuurlijk is het ook vreselijk omdat jullie doodgaan, maar het is mooi om te lezen hoe jij in de droom je zoon voorbereidt op de dood en geruststelt.
Zelf komen mijn dromen in twee categoriëen, of ze zijn verontrustend zoals die droom waarin ik als een lachende maniak ronddwaalde in een glazen paleis en mijn hele gezin om zeep hielp met een glazen mes, of gewoon knettergek humoristisch, ik heb ooit met een levensgrote papieren boot een lavameer moeten overvaren. (Het brandde op, zo realistisch was mijn onderbewustzijjn dan weer wel)
Zoiets blijft wel hangen!!!!
Ik wou hier een hele uiteenzetting neerzetten: je relatie met jouw zoon/je relatie met je vader.
Maar dan bekeek ik de reacties en je gaat er luchtig mee om (de droom) dus ik doe het lekker niet.
Ik reageer gewoon een beetje "spiegelend". Want natuurlijk valt hier veel meer over te zeggen.
Ik ga het heel beknopt doen:
de dood - je vader: hoe je vroeger met het onderwerp geconfronteerd werd als kind - hoe je nu met het onderwerp omgaat met jouw zoon.
Dan valt er me nog iets op. Ik herinner me een zin uit één van jouw artikelen. Je wachtte op je moeders armen maar ze kwamen niet. Dan droom/zeg je nu tegen jouw kind: 'Ik ben daar. Voor altijd. Ik laat je nooit los.' Ik zie zijn blik iets rustiger worden. Echt?'
Interessante materie eigenlijk.