Met de dood in de schoenen gelukkig zijn, kan dat? Niet alleen de acht mensen die er van de week over spraken in het programma: “In de ziel kijken,” vertelden daarover. Ik kan met grote stelligheid beamen wat zij vertelden.
Met alles dat me weer lukt, wat maanden vóór het doodvonnis onmogelijk was.
- wat er aan druk is weggevallen, er hoeft niets meer of minder dan leven.
- iedere door mezelf opgelegde uitdaging die ik met goed gevolg afleg stemt me zeer tevreden.
- alles dat nu ineens niet meer hoeft
Een bucketlist met wat ik op de valreep nog graag zou willen? Nee hoor, dat zou inhouden dat ik voorheen niet alles uit het leven haalde wat mogelijk was en ik heb gedaan waar mijn hart naar uitging. Niet halfbakken, niet negentig procent, maar voor de volle honderd.
Het gaat alles wel op mijn dooie akkertje, maar zo kom ik zeer ontspannen de tijd door.
Het voorrecht van een doodvonnis
Mijn huisje is optimaal op de rolstoel ingericht en ik cros er veel sneller in rond dan dat ik lopen kan. Na een maand loop ik trouwens toch al weer aardig makkelijk zonder die wielen. Kleine stukjes, maar wie het kleine niet eert…
Met volle teugen geniet ik van de aanpassingen die nodig waren en mijn prachtige luxe linnenkast is een toonbeeld van heerlijke opgeruimdheid. Hij was niet goedkoop, maar dan heb je ook wat en haaks op de muur verdeelt hij mijn slaapkamer in twee, zodat mijn slaaphoek knus en gezellig is. Daarachter is een hoek ontstaan die niemand van buitenaf ziet. Daar kan ik me in de rolstoel omkleden (zonder dat ding krijg ik mijn broek niet aan of uit). Daar zet ik thee en koffie en straks kneed ik vast ook weer het deeg voor de eigen gebakken broodjes en de kaneelrollen. Kortom. Perfecter kan het niet.
Slapen doe ik prima en ’s morgens om half zes een snel werkende morfine zodat ik om half zeven naar het toilet kan. Om zes uur glijden de eerste pillen naar binnen die de schildklier vervangen. Om half acht ontbijt met de volgende trits om de hypofyse in de running te houden incluis één van de twee langwerkende morfinepillen om de pijn te bestrijden met 2 paracetamol. Daarnaast slik ik twee druppels canabisolie. Om twaalf uur kauw ik gezellig een naar pepermunt smakende calsiumtablet op. Rond één uur volgt dan weer de Hydrocortison plus paracetamol omdat daar de morfine beter op werkt. Om drie uur gaat de wekker af voor een half tabletje om mijn dorst geremd te houden. Bij het avondeten herhaalt zich het ochtendritueel en jongens, wat smaakt alles nu toch weer ongelooflijk lekker. Tegen tien uur ´s avonds nog de tweede morfine met Paracetamol en vlak voor twaalf uur een hele tablet tegen de dorst. Dat is mijn rantsoen om dit goede leven te lijden. Daarnaast is er dan de twee wekelijkse chemokuur om te kijken of we die vervelende kankersoldaten de mond kunnen snoeren. Deze week heb ik even rust en na de derde kuur mag ik weer bloedprikken om te zien of het geholpen heeft.
Eens per maand naar het ziekenhuis voor een infuus met botversterkers en thuis heb ik die dag dan al een fikse maandelijkse dosis vloeibare vitamine D bij het ontbijt genomen.
Ik heb medicijnen altijd gehaat, slikte bijna nooit wat, maar nu ik ze nodig heb ben ik toch maar wat blij met de vorderingen in de medische wereld. Gisteren is de scootmobiel gebracht. Geen rode, maar daarover de volgende keer meer, joepie.
Reacties (44)