De economische berichten uit China stemmen tot zorg. De beurs van Sjanghai ging in juli 2015 voor het eerst in decennia stevig onderuit en verloor 30% van zijn waarde, de managementindex toonde voor de zesde maand op rij krimp, de nationale munt de yuan werd met 4% gedevalueerd en ook de economische groei blijft met amper 7% behoorlijk achter bij de oorspronkelijke verwachtingen.
Het reilen en zeilen van een beurs zal een ieder waarschijnlijk duidelijk zijn: wanneer een bedrijf floreert of naar verwachting zal gaan floreren, wil iedereen er aandelen van hebben om aan de verwachte meerwaarde te verdienen, waardoor de aandelenprijs of –koers zal stijgen. Wanneer echter het omgekeerde het geval is, wil iedereen van die bepaalde aandelen af en worden ze op de beurs gedumpt, met massale prijs- c.q. koersdalingen tot gevolg. De beurs is dus een graadmeter van het economisch vertrouwen van investeerders/aandeelhouders en kan heftig schommelen, zoals ook de beurs van Sjanghai demonstreerde.
Met de Chinese managementindex is het een ander verhaal. De managementindex is geheel gebaseerd op de verwachtingen van de inkoop van de industrie. De inkopers kopen namelijk dagelijks grondstoffen, halffabricaten en andere producten in om hun eigen eindproducten voor de verkoop te kunnen fabriceren.
Wanneer er een gevulde orderportefeuille is of de verwachting dat nieuwe orders zo goed als zeker binnen zullen komen, worden er meer grondstoffen en dergelijke ingekocht. Valt de orderportefeuille tegen en/of verwacht men een daling in de vraag naar hun producten, dan kopen de inkopers minder in.
Deze verwachtingen over inkoop door alle industriële inkopers bij elkaar worden samengevoegd tot een index, de zogenaamde managementindex. Wanneer deze index in China boven de 50 punten scoort, duidt dit op groei in de markt, ligt de index onder de 50 punten, dan betekent dit economische krimp voor de industrie. Sinds maart 2015 is deze managementindex steeds onder de 50 punten geëindigd. Het exportplafond op de wereldmarkt lijkt voor China bereikt.
En daarmee zou China zijn economische inhaalslag op de wereldmarkt hebben behaald. Die inhaalslag was nodig, want het land was onder jarenlange communistische planeconomie geheel geïsoleerd geraakt en zat volledig in het slop. Vanaf 1978 – na de ingrijpende Culturele Revolutie van 1966-1976, de dood van communistisch leider Mao Tse Dong en de afrekening met zijn politieke erfgenamen in de 'Bende van Vier' – voerde de allesoverheersende Communistische Partij belangrijke koerswijzigingen door. Allereerst werd de Chinese markt opengesteld voor het buitenland; er werden buitenlandse investeerders en buitenlandse kennis aangetrokken en er kwam meer ruimte voor het ontstaan van lokale, Chinese ondernemingen. De enige machtspartij en politiek speler bleef echter de Communistische Partij.
Het belangrijkste van al was echter de Chinese bevolking van ruim 1 miljard zielen, die een enorm potentieel aan (goedkope) arbeidskrachten leverde. Tot en met 2014 ging alles boven verwachting. Het geïntroduceerde bijzondere model van een buitenlandse kapitalistische exportmarkt in een binnenlandse communistische maatschappij bleek te werken. Van 1980 tot en met 2014 kende China een gemiddelde economische groei van maar liefst 10%! Een cijfer waar men in de westerse wereld alleen maar van kan dromen.
China werd een massale exporteur, maar tegelijk ook een importeur van goederen. Vooral de industrie breidde exponentieel uit, waardoor niet alleen de Chinese staalproductie en scheepsbouw, maar ook de Chinese elektronica een aanmerkelijk deel van de wereldproductie ging uitmaken. De Chinese bevolking had werk en verdiende (ondanks de lage lonen) beter dan ooit tevoren.
Daarnaast werd China een zeer belangrijke speler op de wereldmarkt. Voor zijn grondstoffen sloot China lucratieve deals voor enorme hoeveelheden grondstoffen af met landen als bijvoorbeeld Brazilië en Australië. Ter illustratie: China importeerde 66% van al het ijzererts, 60% van alle steenkool en 50% van al het koper ter wereld.
Voor de verdere afwerking, afhandeling en distributie van allerlei Chinese producten en goederen werden landen als Japan, Zuid-Korea, Singapore en Maleisië ingeschakeld. China werd de machtige spin in een fors economisch web.
Verder vergrootte China zijn invloed door veel geld in het buitenland te investeren. Vooral in Afrika, waar China de grootste buitenlandse investeerder werd, maar ook in de Verenigde Staten, Europa en Zuid-Amerika.
Het spreekt voor zich, dat een verslechtering van de Chinese economie ook in deze landen/werelddelen gevolgen zal hebben.
Hoe gaat de Chinese regering het tij keren? Wat is er nodig om de Chinese economie op de rails te houden? Dat men beseft dat het anders moet, bleek onder andere uit een speech van premier Li Keqiang, toen hij zei: "Als de wind van verandering opsteekt, bouwen sommigen muren, anderen windmolens". Dus: hoe zullen de Chinese windmolens er straks uit gaan zien?
Wat de devaluatie van de Chinese yuan betreft, was er niet veel wat de Chinese regering anders had kunnen doen. Sinds decennia is de Chinese munt namelijk gekoppeld aan de waarde van de Amerikaanse dollar. Sinds de dollar enkele maanden terug aan een stevige waardestijging begon, werd ook de Chinese yuan duurder. Hoewel een duurdere munt betekent, dat je meer voor je geld kunt importeren, is het tegenovergestelde het geval voor de export; je buitenlandse klanten moeten meer yuan betalen voor hetzelfde product en zullen daardoor minder afnemen. Omdat China (nog steeds) meer een export- dan een importland is en een duurdere munt hierbij niet helpt, besloot de Chinese regering tot een correctie: de devaluatie van de yuan met 4%.
Waar de Chinese export het plafond lijkt te hebben bereikt, is dat met de binnenlandse consumptie nog zeker niet het geval. Met een bevolking van ruim 1 miljard mensen zou de omzetting richting een consumptiemaatschappij eigenlijk geen probleem moeten zijn. De Chinese bevolking heeft het immers steeds beter gekregen. Door de groeiende economie, maar ook door de door vergrijzing krimpende arbeidsmarkt zijn de lonen voor arbeiders het laatste jaar bijvoorbeeld met gemiddeld 10% gestegen. De binnenlandse consumptie is daardoor aanzienlijk gestegen, maar of dat alleen genoeg is voor een stabiele Chinese economie is nog maar de vraag.
Tot op heden staan de Chinese consumenten echter nog geheel in dienst van het Chinese exportmodel. De overheid bepaalt bijvoorbeeld de rentetarieven: de spaarders krijgen een lage rente voor hun geld, de (staats-) bedrijven kunnen daardoor heel goedkoop blijven lenen. Het IMF (Internationaal Monetair Fonds) pleit dan ook al jaren voor de opheffing van het kunstmatige renteplafond voor Chinese spaarders; wanneer zij meer rendement ontvangen, zullen zij naar verwachting meer gaan consumeren.
Ook de afname van diensten – van restaurants tot bioscopen, van acupunctuur tot plastische chirurgie – vertoont een sterke stijging. Waar de industrie momenteel krimpt en mensen ontslaat, zit de dienstensector in de lift en huurt volop in. Toch wordt er van overheidswege (nog) nauwelijks aandacht aan besteed, omdat deze sector van oudsher niet in het ideale communistische plaatje van productie past. Waar je van stoffelijke producten echter maar zoveel kunt kopen en gebruiken, kun je met diensten nog alle kanten op; van schoonheidssalons tot garages, van verzekeringen tot opleidingen, van adviseurs tot assistenten, de mogelijkheden zijn schier eindeloos.
Verandering is ontegenzeggelijk in aantocht. Hervormingen zullen moeten plaatsvinden om de Chinese economie in de toekomst stabiel en gezond te houden. Hoe de Chinese overheid dit gaat doen in het huidige strakke communistische kader, is nog niet duidelijk, maar helemaal rimpelloos zal dit naar alle waarschijnlijk niet kunnen plaatsvinden. Niet voor de Chinese bevolking, maar ook niet voor de rest van de wereld. We kunnen slechts toekijken en afwachten.
© ASMAY. *15
Foto's: Office.microsoft.com.
Meer weten of boeken vinden over China? Klik hier.
Voor van alles en nog wat over de wereldeconomie, klik hier.
Zie ook:
Hoe-bestaat-het-vrouw-aangeklaagd-voor-baren-van-lelijk-kind
Rusland-in-recessie?-de-roebel-in-vrije-val!
Duitsland-schoorvoetend-naar-wettelijk-minimumloon
Koeweit-amper-opgekrabbeld-na-inval-van-Irak-in-1990
Of:
Asmay-s-mens-&-maatschappij
Asmay-s-historie-&-mysterie
Reacties (8)
Sluit me volledig aan bij de reactie van Candice!
Grootmachten, monopolies e.d. zijn inderdaad voor kleinere landen/economieën vaak funest. En als economische zwaargewichten inzakken of omvallen geeft het ook nog eens globaal veel ellende.
Octrooi/patent was het woord waar ik niet op kon komen.