Handel en nijverheid waren sinds de Late Middeleeuwen sterk veranderd. Er ontstond een nieuwe vorm van economie: kapitalisme. Onder kapitalisme verstaan we een economie waarin de grond en de bedrijven eigendom zijn van ondernemers die met hun bedrijf een zo groot mogelijke winst willen maken.
Onder handelskapitalisme verstaan we de eerste vorm van kapitalisme, waarbij de winst door middel van de handel gemaakt werd. De werkgevers waren voornamelijk kooplieden die via huisnijverheid producten lieten maken. Dit handelskapitalisme ontstond in de Late Middeleeuwen (rond 1400). De kooplieden kochten de grondstoffen vaak in verre landen. Deze werden door boeren en arbeiders thuis verwerkt. De kooplieden verkochten de producten dan weer. Zij kregen de winst.
Onder industrieel kapitalisme verstaan we de latere vorm van kapitalisme, waarbij de winst door middel van de industrie gemaakt werd. De belangrijkste werkgevers waren fabrikanten die in fabrieken producten lieten maken. De uitvinding van allerlei machines leidde vanaf het einde van de 18de eeuw tot het verdwijnen van de huisnijverheid en het ontstaan van fabrieken, waar arbeiders kwamen werken.
In een kapitalistische economie zijn de meeste bedrijven, ook ondernemingen genoemd, in handen van particulieren. Tot omstreeks 1870 waren de meeste ondernemingen nog in handen van één eigenaar. Dat veranderde door de groei van het aantal NV’s. In een NV (Naamloze Vennootschap) bezitten mensen gezamenlijk een bedrijf door een of meer aandelen in dat bedrijf te kopen. De VOC is daarvan één van de oudste voorbeelden.
Hoe ontstonden NV’s? Fabrikanten wilden meer geld hebben om hun fabriek uit te breiden of nieuwe fabrieken te bouwen. Om aan voldoende geld te komen gingen zij aandelen verkopen aan mensen die hun geld wilden beleggen. Iedereen die een aandeel kocht, werd mede-eigenaar van de onderneming. De aandeelhouders kregen jaarlijks een deel van de winst. Zo’n onderneming werd niet meer door één persoon bestuurd, maar door een raad van beheer.
Ook na 1870 waren er ondernemers die aan het hoofd stonden van zeer grote ondernemingen, waarvan zij geheel of meer dan de helft eigenaar waren. Voorbeelden van zulke grote ondernemers waren in Nederland Anton Philips, in Duitsland Alfred Krupp en in de VS John D. Rockefeller en William Randolph Hearst.
Deze ondernemers kregen grote invloed op de samenleving. Een eigenaar van een spoorwegmaatschappij kon bijvoorbeeld duizenden boeren in problemen bregen. Dat gebeurde als hij hogere prijzen ging vragen voor het vervoer van de producten van die boeren. De eigenaar kon ook sommige boeren of fabrikanten boven andere bevoordelen door voor hen lagere prijzen te berekenen. Ook konden grote ondernemers verkiezingen beïnvloeden. Bijvoorbeeld door geld voor propaganda te geven aan een bepaalde politieke partij. En door kranten te kopen en redacties te benoemen die in de kranten schreven wat de grote ondernemers wilden.
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-1-industrialisatie-en-ismen
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-2-kenmerken-van-de-industriaale-samenleving
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-3-snelle-groei-van-fabrieken-en-steden
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-5-grote-veranderingen-in-de-gelaagdheid-van-de-bevolking
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-6-conflicten-tussen-kapitaal-en-arbeid
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-7-nationalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-8-conservatisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-9-liberalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-10-socialisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-11-confessionalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-12-feminisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-13-imperialisme
Reacties (3)
Pork de rode kater geeft de DUIM.
DRIMPELS is een dromer.