De nieuwe machines waren veel te groot en te duur om thuis te kunnen worden gebruikt. Rijke ondernemers lieten werkplaatsen bouwen, kochten machines en grondstoffen en lieten er veel arbeiders werken. Die werkplaatsen werden fabrieken genoemd. Steeds meer arbeiders vonden werk in steeds meer en steeds grotere fabrieken. De eerste fabrieken werden gebouwd bij snel stromende rivieren. Dat water kon dan gebruikt worden voor de aandrijving van de machines. Maar toen de stoommachine in gebruik kwam, werden de fabrieken dicht bij ijzer- en steenkoolmijnen gebouwd. De arbeiders gingen wonen bij de fabrieken waarin zij werkten. Zo ontstonden nieuwe steden of groeiden oude steden flink. In 1750 leefde in Engeland ongeveer 15% van de bevolking in steden. Honderd jaar later was dat ruim 50%. Eenzelfde ontwikkeling vond later ook in de andere landen van West-Europa plaats.
De groei van de fabrieken werd ook mogelijk door massaproductie, waarbij gebruik werd gemaakt van arbeidsverdeling en de lopende band. Massaproductie is een productiesysteem waarmee grote aantallen van precies hetzelfde product worden gemaakt.
Arbeidsverdeling is het maken van producten in verschillende stappen. Kleren maken werd bijvoorbeeld in veertig handelingen verdeeld. Iedere arbeider hoefde vaak maar één handeling te verrichten. Hij moest bijvoorbeeld de hele dag niets anders doen dan gaatjes boren. Een lopende band brengt een product in wording van arbeider naar arbeider, zodat elke arbeider zijn handeling zonder tijdverlies kan verrichten.
Er waren nadelen verbonden aan de massaproductie. Er kwam langzamerhand een einde aan het werk van vakbekwame handwerkslieden. Het werk werd voor de arbeiders veel eentoniger. Er kwamen meer spanningen. Want iedereen moest aan een bepaald tempo voldoen. En er kwam veel minder aandacht voor de arbeiders als mens. Arbeiders werden nummers in een rij.
Massaproductie had ook voordelen. Door deze manier van werken kom veel sneller en goedkoper worden geproduceerd. De massaproducten werden zo voor veel mensen betaalbaar. Ook konden kapotte onderdelen van producten steeds vervangen worden. Bij producten van de vroegere handwerkslieden was dit veel moeilijker. Dat kwam doordat ieder product apart gemaakt werd en daardoor verschilde van andere producten.
Er was weinig vakbekwaamheid nodig. De vraag naar ongeschoolde arbeiders nam hierdoor enorm toe. Voor de fabrikant was dit zeer gunstig, want ongeschoolde arbeiders hoefde hij minder te betalen. En vrouwen en kinderen nog minder. In het begin van de industrialisatie werkten er dan ook meer vrouwen en kinderen dan mannen in de fabrieken.
De arbeidsomstandigheden waren slecht: zeer lange werktijden, 12 tot 14 uur per dag was normaal. En zes dagen in de week. De werkomgeving was ongezond en gevaarlijk. Er braken snel ziekten uit onder de arbeiders. En er gebeurden veel ongelukken in de fabrieken. Voor de fabrikant was het doorgaan van de productie belangrijker dan de gezondheid van zijn arbeiders.
Kinderarbeid in landbouw en nijverheid was al eeuwen gewoon. Gezinnen hadden arbeid en inkomsten nodig om te bestaan. Maar kinderarbeid in de fabrieken was ongezonder en gevaarlijker. En vaak werden de kinderen slecht behandeld.
Werkloos worden was voor de arbeiders een ramp. Zonder inkomsten konden zij alleen in leven blijven als zij door particuliere liefdadigheid werden geholpen. De woonomstandigheden waren bijzonder slecht. Families van soms twaalf personen leefden in één kamer.
Aan hygiëne en gezondheidszorg ontbrak veel. Er waren in de straten open riolen. Geen wc’s en waterleiding in huis. Water haalde men uit pompen, grachten, rivieren en beken in de omgeving. De open riolen kwamen uit in dezelfde rivieren, grachten en beken. Ook de onveiligheid in de steden was groot. Er was geen straatverlichting en nog maar heel weinig politie. Er waren maar weinig scholen. Arbeiderskinderen hadden voor onderwijs geen tijd. En in de stad waren er weinig dingen die men tijdens zijn (weinige) vrije tijd kon doen.
Regeringen en ook particulieren gingen inzien dat er iets gedaan moest worden voor de arbeiders.
Volgende keer in Industrialisatie en ismen: Overgang van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme.
Andere delen van deze reeks:
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-1-industrialisatie-en-ismen
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-2-kenmerken-van-de-industriaale-samenleving
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-4-overgang-van-handelskapitalisme-naar-industrieel-kapitalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-5-grote-veranderingen-in-de-gelaagdheid-van-de-bevolking
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-6-conflicten-tussen-kapitaal-en-arbeid
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-7-nationalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-8-conservatisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-9-liberalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-10-socialisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-11-confessionalisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-12-feminisme
http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-13-imperialisme
Reacties (2)