Enige tijd terug, tijdens een vakantie in Suriname, bezocht ik met een klein gezelschap het indianendorp Christiaankondre (ook wel gespeld als Kristian Kondre) bij het Galibi-reservaat. Een bijzondere ervaring.
Rechtsboven: strand aan de Marowijne met aan de overkant Frans-Guyana.
Vanuit het centraal in het noorden van Suriname gelegen Paramaribo kun je met de auto in feite drie hoofdrichtingen uit reizen.
De weg naar het westen leidt langs of door plaatsen als Groningen, Boskamp, Totness, Friendship en Wageningen naar de op één na grootste stad van Suriname, Nieuw-Nickerie bij de rivier de Corantijn. De Corantijn vormt tegelijkertijd de grens met buurland Guyana (voormalig Brits Guyana). De weg van Paramaribo naar Nieuw-Nickerie heeft een lengte van 237 kilometer en is een redelijk onderhouden tweebaansweg door het (op de hoofdstad na) drukst bevolkte gebied van het land.
De weg naar het zuiden loopt onder andere langs of door plaatsen als Lelydorp, Onverwacht en (vliegveld) Zanderij naar Brokopondo en het gelijknamige meer.
Links: wegwerkzaamheden, waar nog geen weg is.
De weg naar het vliegveld (officieel is de naam: J.A. Pengel International Airport) is een drukke, goed onderhouden geasfalteerde tweebaansweg, waar je regelmatig, bijvoorbeeld bij Lelydorp, in de file kan komen te staan. De afstand van de hoofdstad tot aan het vliegveld is 45 kilometer.
Voorbij het vliegveld, richting Brokopondo en Brownsberg wordt het wegdek echter al snel een stuk slechter. De weg naar het oosten, richting Moengo en Albina, is een verhaal apart.
Oost-Suriname is een dun bevolkt gebied. De belangrijkste plaatsen in het grensdistrict Marowijne zijn de al genoemde plaatsen Moengo en Albina. De afstand tussen Paramaribo en Albina is 150 kilometer. De weg er naar toe is ... een uitdaging. Grote delen zijn onverhard. Het wegdek bestaat dan alleen uit een soort rode steenslag (afvalproduct van de bauxietindustrie) en zit vol kuilen, die in de regentijd steeds verder uitgehold lijken te worden. Alle auto's zijn door het rode stof gekleurd. Veel Surinaamse chauffeurs zijn er van overtuigd, dat de enige manier, om zo min mogelijk last van de kuilen te hebben, is er zo hard mogelijk overheen te rijden. Dat betekent dat je als passagier compleet door elkaar wordt geschud en regelmatig (letterlijk) tegen het dak aanvliegt. Wat deze rijstijl moet betekenen voor banden, schokbrekers en ophanging van de motor van de auto, kunnen we alleen maar naar raden.
Op weg naar het oosten reden wij tweemaal over een stuk schitterend aangelegde asfaltweg van ongeveer 10 kilometer elk.
Links: één van de betere stukken in de weg naar Albina.
Het ene deel was destijds net aangelegd door een Nederlands bedrijf, het andere deel werd aangelegd door een Chinees bedrijf, beide in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Om dit deel van Suriname economisch te kunnen ontsluiten (onder andere voor de houtwinning) heb je immers eerst een goede infrastructuur nodig.
Met een vliegende vaart van gemiddeld 80 kilometer per uur over kuilen en hobbels kwamen wij uiteindelijk, na een kleine vier uur, geklopt en geklutst, in de plaats Albina aan.
Het einddoel van deze tocht was het natuurreservaat Galibi en de daarin gelegen indianendorpen. Omdat er echter geen weg bestaat van Albina door het oerwoud naar Galibi, kun je er alleen komen via de boot.
In het gebied liggen twee dorpen, Christiaankondre en Langamankondre, die zijn ontstaan uit oude inheemse nederzettingen van respectievelijk de Carib- en de Arowak-indianen.
Met de eindbestemming in zicht waadde het gezelschap enthousiast door het water van de rivier de Marowijne, blij van de schuddende en stotende auto bevrijd te zijn, en klom in de gereedliggende korjaal. Na nog eens anderhalf uur varen kwamen wij uiteindelijk aan in het plaatsje Christiaankondre.
Christiaankondre is een klein dorp, dat is ontstaan na de slaventijd, toen de inheemse bevolking zich er weer durfde vestigen. Intussen is de vroegere nederzetting uitgegroeid tot een redelijk omvangrijke gemeenschap van de oorspronkelijke, indiaanse bewoners, de Cariben. In vroeger tijden, zo vertelde de gids ons, stonden de Cariben in de omgeving bekend om hun agressie en geldingsdrang. Menig rivaliserend indianendorp werd door hen aangevallen en geplunderd. Daar hebben wij gelukkig niets meer van gemerkt.
Er zijn een aantal redenen voor de tegenwoordige vredelievendheid van deze ooit zo geduchte gemeenschap. Allereerst kwamen er, na de kolonisatie door de blanken (eerst de Britten, later de Nederlanders), een ander slag mensen met andere, gevaarlijkere wapens in het gebied. Ten tweede nam de bevolking in de streek toe door de slavenhandel, op de plantages, en met name door de diep in de jungle trekkende ontsnapte slaven, de Marrons, die hun herwonnen vrijheid met hand en tand verdedigden. Ten derde werden de Cariben uiteindelijk gekerstend en richtten zij hun leefwijze naar (de normen en waarden van) het Christelijke geloof.
Aan het kleine strand bij de rivier de Marowijne lag een bescheiden en zeer eenvoudig hotel, dat voor wat betreft het interieur te vergelijken was met een Nederlandse jeugdherberg uit de jaren zestig. De gemeenschappelijke wc's en wasruimten waren echter schoon en de klamboes heel en zonder gaten, hetgeen geen overdaad was in dit muggen- en muskietengebied.
Waarschijnlijk dankzij dit hotel en het handjevol toeristen, dat er tegelijkertijd kon verblijven, was Christiaankondre ooit aangesloten op het Surinaamse elektriciteitsnet. Stroom kon echter alleen worden verkregen tussen 18.00 en 23.00 uur. Voor een toerist, die laat wilde eten of 's avonds nog een glaasje wilde drinken, was dat natuurlijk voldoende, maar voor de plaatselijke bevolking leek mij dit toch wat beperkt en minder plezierig.
Het was de lokale bevolking toegestaan in het Galibi-reservaat te leven en te jagen, zoals hun voorouders dat deden, zij het met enige beperkingen omtrent het behoud van bepaalde dier- en plantensoorten. De bewoners van Christiaankondre leefden dan ook nog steeds hoofdzakelijk van de traditionele jacht, visserij, oogst van wilde groenten en fruit uit het oerwoud, en kleinschalige landbouw.
Daarnaast maakten vooral de vrouwen veel inheemse souvenirs voor de toeristen, zoals sieraden met ingewikkelde kraaltjespatronen, gebakken kleibeeldjes (voornamelijk van schildpadden) en geborduurde stoffen tasjes.
Rechts: de museumwinkel.
Al deze souvenirs waren voor een habbekrats te koop in de plaatselijke museumwinkel. Een aantal mannen werkten als gids voor de toeristische excursies naar onder andere Galibi en Frans-Guyana.
Met vis, fruit en andere agrarische producten werd (en wordt waarschijnlijk nog steeds) intensief handel gedreven, niet alleen met het nabij gelegen Albina, maar ook met het Franse Saint-Laurent. De Marowijne is immers de grensrivier tussen Suriname en Frans-Guyana, een (nog steeds) Frans departement (provincie).
De oversteek per boot van Albina naar Saint-Laurent duurt een klein uur.
Moderne medische voorzieningen waren in het dorp niet of nauwelijks te vinden, maar de Cariben hadden gelukkig nog steeds hun medicijnman (of –vrouw?) in ere gehouden. Deze beheerste de oude medische kruidenkennis nog en het merendeel van de kwaaltjes onder de bevolking kon zo afdoende worden verholpen.
Geheel in lijn met het Surinaamse schoolsysteem had Christiaankondre een eigen (basis) school, die heerlijk gesitueerd, aan het strand lag. Door de warmte zijn de klaslokalen opengelaten, hetgeen voor ons Europeanen even wennen was. In het geval kinderen naar voortgezet onderwijs, hogeschool of universiteit doorstromen, moeten ze echter naar Albina, Moengo of zelfs verder naar Paramaribo verhuizen.
Het dorp bevatte zelfs een (piepkleine) dierentuin, met daarin enkele inheemse dieren, die uit de plaatselijke jungle waren gevangen of opgevangen (indien de moeder was gedood tijdens de jacht of de jongen waren verstoten).
Zo waren er diverse aapjes, een luiaard, enkele slangen, kleine schildpadden, grote spinnen, zwijnen en papegaaien, die halfvrij op het terrein rondliepen.
Het was bijzonder interessant om met dit 'moderne' indianendorp kennis te maken en te zien en horen hoe men hier leefde en leeft, ver weg van de verderfelijke verlokkingen en verleidingen van de grote steden in de bewoonde wereld.Boven: beelden uit Galibi Zoo.
Echter, voor ons toeristen was de idylle naar een paar dagen voorbij. Na anderhalf uur varen en een kleine vier uur rijden over een hopeloos slechte weg, kwamen wij weer in de 'grote' stad Paramaribo aan.
Nog geen 200 kilometer verder, maar een wereld van verschil.
© ASMAY. *12
Foto's: Asmay.
Wilt u meer weten over Suriname?
Klik dan hier.
Of over Zuid-Amerika? Klik hier.
Voor van alles en nog wat over inheemse volken, klik hier.
Zie ook:
Suriname-Galibi-en-de-zeeschildpad
Suriname-vogelavontuur-in-Bigi-Pan
Wordt-Fort-Zeelandia-Paramaribo-een-themapark?
Frans-Guyana-de-gevangenis-van-Papillon-in-Saint-Laurent
Of:
Asmay-s-tips-voor-trips
Asmay-s-dierenrijk
Reacties (7)
Dank om me een stukje mee te nemen op reis, het was interessant en heel aangenaam.
duim