Haakneus is de naam van een bekende politieagent van het plaatselijke politiekorps. Het is een vreemde man, die je meestal alleen met zijn fiets aan de hand op de straat ziet paraderen. Een beeld dat je tegenwoordig niet zo vaak meer ziet. Als de grote dinsdagmarkt begint staat haakneus meestal iets voorbij het bord ,,verboden in te rijden,, te wachten tot er weer een automobilist aankomt die niet heeft gezien dat de straat en het marktplein zijn afgesloten. Een bekeuring is het gevolg, evenals ergernis van de betreffende automobilist.
De witte Iveco Sprinter bestelwagen van ome Flip uit Amsterdam was door files op de autoroute A2 te laat om bij zijn kraam te komen. De ochtendmarkt was al open zodat hij noodgedwongen zijn auto tegen het verkeer in langs de trottoir moest parkeren om uit te laden. Kuifje, zijn vrijwel kaalhoofdige achttienjarige hulpje, trok het roodwitte hek dat de straat afschermde opzij, waarna ome Flip zijn bestelauto naar voren reed en naast de trottoir, op de hoogte van zijn nog lege marktkraam neerzette. Rap haalden ze samen de dozen, rollen textiel en andere spullen die ze nodig hadden uit de bestelwagen, terwijl ze steeds om zich heen keken of de marktchef hen niet zag. Kuifje ging snel de rollen stof en de kleden over de houten kraamvlonder uitstrekken en zette de prijsbordjes erbij op. Na zo’n kwartier leek het er op alsof ze hier altijd gestaan hadden. Terwijl de eerste klanten langs schuifelden werd het zeildoek, dat de achterkant van de kraam afsloot, opeens opgelicht. Het gezicht van Haakneus kwam te voorschijn met een niet veel goeds voorspellende grijns op zijn gelaat.
‘Heren…, u weet toch wel dat u niet tegen het verkeer in mag parkeren, neem ik aan. Tevens heb ik geconstateerd dat u zelf het afsluithek heeft verwijderd en toch de reeds afgesloten straat bent ingereden. U zult begrijpen dat die overtredingen u geld gaan kosten,’ zei Haakneus op gewichtige toon. ‘Mag ik uw rijbewijs even zien?’
‘Rijbewijs, waar heb je het over man, wij zijn verkopers en geen chauffeurs,’ zei ome Flip op nonchalante toon, terwijl hij gewoon doorging met zijn textielrollen uit te stallen.
‘Ik mag toch aannemen dat u hier uw auto heeft neergezet om uw spullen uit te laden?’
‘Hoe kom je daar nou bij, man, wij zijn hier gewoon afgezet om te verkopen.’
‘Dus die witte bestelauto is niet van u, heren,’ vroeg haakneus geërgerd aan ome Flip terwijl hij zijn telefoon pakte om kennelijk het bureau te bellen en zijn collegae te verzoeken het kenteken na te trekken om zo de eigenaar op te sporen. Hij had inmiddels zijn officieel uitgereikte zwarte dienstfiets tegen de staander van de kraam gezet, precies op de plek waar een groot pak mooie, doch goedkope witte lappen textiel van een restpartij, op de rand lagen te pronken. De vlonder was nog al bewegelijk wat Kuifje inmiddels ook reeds was opgevallen. Toen Kuifje zich even bukte om zogenaamd onder de vlonders te kijken, zag hij dat de pen om de staander te stabiliseren, nog niet in het daarvoor bestemde gat was gestoken. Op de grond lagen nog plassen en wat modder van de hevige regenbui van die morgen, zag hij.
Ome Flip vertikte het intussen om zijn rijbewijs te tonen wat voor Haakneus aanleiding was om na enig dralen toch via zijn mobieltje het bureau te bellen om de naam van de eigenaar van de auto op te vragen. Inmiddels begon het weer wat te regenen. Haakneus keek even tijdens het belle naar de hemel en schoof vervolgens naar voren onder het zeil terwijl hij daarbij met zijn hand op de rand van de vlonder steunde. Terwijl ome Flip nog steeds op luide toon zijn ongenoegen kenbaar maakte, duwde kuifje, voorzichtig de staander wat verder naar buiten. Het gevolg van deze actie, die alle aanwezigen was ontgaan, was gelijk merkbaar. Want door het leunen van de agent op de staander, viel de gehele negotie van ome Flip met een plof op de grond, in de modder en het smerige water.
‘Ongelofelijke domme klootzak,’ schreeuwde ome Flip woedend tegen Haakneus, die overigens zelf ook, samen met de rollen textiel, op de grond in een waterplas lag. ‘Kijk eens wat je hebt gedaan, lelijke dienstklopper.’ Haakneus krabbelde inmiddels op en haalde zijn mobieltje uit de waterplas die inmiddels voor de kraam lag. Hij schudde het toestel met een onnozele blik uit en bemerkte vervolgens dat het apparaat de geest had gegeven. Kuifje had al op het ˈmoment suprèmeˈ snel een tweetal foto’s met zijn eigen mobieltje gemaakt en keek Haakneus vervolgens brutaal aan.
‘ Inderdaad brieste ome Flip,’ tegen Haakneus. ‘Dit gaat je geld kosten man. Bel die zakkenwassers op dat bureau maar op en laat ze hier maar gelijk naar toekomen, om jou op te halen bedoel ik. En zeg er dan vooral bij dat ze een dwangbuis mee moeten nemen, om jou in te stoppen, voordat je hier alles op deze markt vernield.’ Het tumult zorgde inmiddels voor veel belangstellenden, collegae marktkooplieden en marktbezoekers, die zogenaamd allemaal hadden gezien hoe Haakneus tijdens zijn bellen de vlonder van de kraam omduwde.
‘Als je maar weet dat ik het hier niet bij laat zitten,’ schreeuwde ome Flip. ‘En als je het waagt nu ook nog een bon uit te schrijven, dan ga ik naar de commissaris, samen met zo’n tien getuigen en de foto’s van de vernieling, die jij in je officiële diensttijd hier bij mij heb aangericht in mijn marktkraam. En weet je, man… Ik weet nu al wat de commissaris dan zal gaan zeggen. Die geeft je op je zodemieter en schopt jou er vervolgens meteen uit.’
‘Ik kan hier echt niets aan doen,’ stamelde haakneus. ‘Die kraam stond gewoon niet goed vast denk ik.’
‘O…, gaan we op die toer. Nou, dan bellen wijzelf wel even voor je naar het bureau, want ik wil gewoon wel schadevergoeding hebben voor wat jij hier vernield hebt. Er is voor zeker tweehonderd euro aan textiel verziekt door jou toedoen, ongelooflijke dombo.’ Uiteindelijk droop Haakneus, onder het slaken van excuses, met een rood gelaat en besmeurde kleding af. Zijn hand had hij bezeerd tijdens de val en zijn kleren waren vies en nat. Kortom: hij zag er niet meer toonbaar uit. Toen hij uit het zicht was schoof ome Flip snel de pen in de sleuf om de vlonder weer te stabiliseren. Samen met Kuifje pakte hij rap de rollen van de grond en bekeek de schade. ‘Valt nog al mee,’ zei Kuifje. ‘Maar één rol die echt nat en vies is. Als we hem drogen kunnen we het materiaal best wel weer voor een klein prijsje verkopen.’ Ome Flip knikte en gaf zijn protegee een waarderende klap op zijn schouder.
‘Ik zet nu gelijk even die bestelauto weg voor het geval dat die lul straks weer langs komt. Trouwens…, dat had je daar straks heel goed gedaan, jochie,’ zei ome Flip waarderend. ‘Een bekeuring was, denk ik zo, veel duurder geweest.’
© Leonardo - 25 februari 2016
Reacties (3)