Er bestaan veel, heel veel spreekwoorden en gezegdes waarvan ik nog nooit gehoord heb. Laat staan dat ik weet wat de betekenis is. Ik heb er weer een aantal gevonden.
ZON
1. De zon gaat onder in 'n nest, binnen 3 dagen regen of wind West
2. Kruipt de zon in een nest, dan regent het 's anderen daags zijn best
3. De zon in een nest, het ijs op zijn lest
4. Rood rond de zon, regen in de ton
5. Een waterige zon en bleke maan, kondigen meestal regen weer aan
6. Een grote zon en bleke maan, kondigen meestal regenweer aan
MAAN
7. Als de maan op zijn rug ligt, komen er zware stormen
8. Een liggende maan doet zeelieden staan
9. Brengt nieuwe maan ons Noorderwind, een koele regen volgt mijn vrind
10. Door het schijnen van de maan kunt ge u in het weer verstaan
11. Een kring om de maan dat kan nog gaan, maar een kring om de zon daar schreien vrouwen en kinderen om.
12. Is de maan als een schuit, dan valt er geen regen uit
13. Nieuwe maan met donkere vlekken kan tot bewijs van regen strekken
14. Staande maan, liggende matrozen. Liggende maan, staande matrozen
15. Zoveel ringen om de maan, zoveel dagen kan ´t nog gaan
WOLKEN en STERREN
16. Een sterretje dicht bij de maan, kondigt meestal storm aan
17. Hebben wolken ´s morgens rode randen, altijd is er wind en nats voorhanden
18. Heden schupjes, morgen drupjes (schupjes zijn schapenwolken)
19. Kruislucht is altijd tegen donder
20. Schaapjes aan de hemelbaan, duiden wind en regen aan
MIST en REGEN
21. De mist heeft vorst in de kist
22. Mistige morgen, schone dag
23. Mist na regen, brengt geen zegen
24. Staat des avonds zware nevel neer, dan brengt allicht de morgen helder weer
25. Als het regent is 't onweder gebroken
26. Regen uit het Oosten, 48 uren zonder vertroosten
27. In de zomer bij vlagen, in de winter bij dagen
REGENBOOG
28. Regenboog in de morgen, kunt gij tegen regen gaan zorgen
29. Regenboog in de avondstond, leg dan uw hoofdje op een zachte grond
30. regenboog in de vroege morgen, baart de wakkere boer veel zorgen
31. Regenboog in de nacht, is water in de gracht
SNEEUW
32. Sneeuw op slik, binnen 3 dagen ijs, dun of dik
33. Valt het sneeuw in het slijk, binnen drie dagen een harde dijk
34. Sneeuwjaar, rijk jaar
35. Valt de sneeuw in de nattigheid, houdt u voor de winter bereid
36. Weinig sneeuw, veel regenweer, doet de akkers en velden zeer.
37. Sneeuw op de natte grond vriest terstond
DONDER
38. Al is de donder nog zo kloek, hij brengt de wind weer in zijn hoek
39. Donder in het dorre hout, geeft een voorjaar schraal en koud
40. Als 't dondert op de blote doren, is de scheper zijn wei verloren
WIND
41. De wind in het zuiden, is water voor de puiden (puiden zijn kikkers)
42. De zon op sporen, daar is Noorderwind mee geboren
43. Een krimper is een stinker
44. Hoe losser wind, hoe vaster weer
45. Komt wind voor regen, daar is niets aan gelegen. Maar komt regen voor wind, berg dan je zeilen gezwind
46. Oostenwind met nat, die heb je gauw gehad
47. Wind in de nacht, water inde gracht
HEMELKLEUR
48. Des avonds grijs en 's morgens rood, dan stelt men zich aan regen bloot
49. Des 's avonds rood en 's morgens grijs, dan gaat men steeds gerust op reis
50. Is de hemel al te blauw, spoedig wordt hij dan weer grauw
Reacties (1)