Vuil komt altijd als etter uit een wonde. Het vindt zijn weg. Vroeg of laat.
Zodat daarna de heling kan plaatsvinden.
1/
Ik herkende mijn eigen angstkreten niet. Was ik dat echt? De tape verhulde de bijna dierlijke geluiden die uit mijn mond ontsnapten als harde rauwe krijsen, het geluid nam mijn lichaam in en ik trilde als een riet. Dr Schilpert hield de hypnose voor bekeken. Hij was duidelijk geschrokken en had er geen zin meer in. Hij besloot: ‘Het is te risicovol verder te gaan. Jouw recessie in het verleden heeft geen enkele positieve waarde. Het zal je niets opleveren. We moeten dit laten rusten.’
Ongelovig keek ik hem aan. ‘Wablieft?’. Nu we bij de kern waren aangekomen, dit laten rusten? Ik stond nog steeds te trillen als een rietje in het korenveld maar er was iets anders dat ik me herinnerde uit de recessie, iets dat mijn interesse had opgewekt. Namelijk dat gele puntje. Enkel dat. Ik had het nog nooit tevoren gezien. Het paarse overheerste alles. Nu was er dat gele puntje, dat precies cirkelbewegingen maakte. Ik zag het nu voor het eerst. De bewegingen gingen eerst vlug, kriskras door elkaar. Maar nu ik er beter over nadacht, het had een bepaald patroon. Het gele puntje wou me iets vertellen. Ik tekende achten en S-vormige lijnen op een blad.
Maar ik moest Dr Schilpert even gelijk geven. Mijn energie voor vandaag was op. De paarse maalstroom, die me steeds wou verslinden, vrat mijn energie als een onverslaanbaar monster. Ik stond op, nam mijn aantekeningen mee en gaf Dr Schilpert een hand: ‘Hartelijk dank voor uw hulp. ‘ Toen ik buiten stond, werd ik overgeleverd aan mijn gevoelens van onmacht en verbijstering. Van Dr Schilpert had ik niets meer te verwachten, ik was nu op mezelf aangewezen. Wat had ik geleerd in de drie sessies? Ik slikte gauw een kalmeringspilletje, voor het paars me weer zou overmeesteren.
Op mijn 8 jaar had ik een lievelingskleur. Geel. De kleur van de zon, de zonnestralen, ikzelf was een zonnetje. Ik dartelde door het boterbloemenveld en voelde me één met al die bloemen. Op een dag vond ik een paars bloemetje. Het viel op in het gele tapijt, het riep me als het ware. Het was een paars viooltje. ‘Het spijt me’ zei ik hard zoals een kind dat kan en ik trok het viooltje met wortel en al uit. Het verstoorde mijn mooie egale kleurtje van geel. Ik had het nog maar net in mijn hand, en een onweer barstte los. Donder en bliksem. Dikke koude regendruppels maakten me onmiddellijk doorweekt. Het kan toeval geweest zijn. Misschien.
2/
‘Evelien’, roept ze zeker voor de tiende keer. Het komt diep uit haar keel en klinkt schor en krachtloos. Het licht in haar ogen dooft, als het kind dat ze dacht te zien, opnieuw verdwijnt. En met haar verdwijnt ook alle hoop.
Na heel wat weken veel te heet en droog, spuwt een hevige zomerbui water in het braakliggend terrein en maakt levende stroompjes. Met betraand gezicht loopt de jonge vrouw tussen de geulen door en af en toe zakt een schoen in de gulzige modder. Ze glijdt uit en met een sierlijke boog valt ze op de grond. Verliezend sluit ze haar ogen en denkt aan haar kind. Haar kind dat lacht en roept: ‘Mama, waar ben je? Mama, hier ben ik!
Haar hoofd gonst. Evelien is drie weken geleden verdwenen. Waarschijnlijk is het kind van vier zomaar uit de tuin gewandeld opgaand in haar ingewikkeld spel. Fantasiespelletjes, eigen aan Evelien, is de meest voor de hand liggende verklaring. Dit gebied is uitgestrekt en het is al drie keer uitgekamd door politie met speurhonden, vrijwilligers, buren en allerlei sympathisanten.
Monsters van onmacht ketenen haar moedergevoel en jagen haar het pad op van het braakliggend terrein, dat er verlaten bij ligt.
Opnieuw roept ze met krakende stem: ‘Evelien!’.
Bezorgd achterop loopt, helemaal doorweekt, haar echtgenoot. Zijn het vallende regendruppels of oprijzende tranen op zijn wangen? De schaduw uit zijn ogen vertelt een triest verhaal dat als volgt verdergaat: Zij is een kind kwijt en hij is bezig zijn vrouw te verliezen. De regen maakt zoveel wakker en opnieuw ziet hij zijn vrouw bewusteloos vallen en neerstrijken op haar verloren brakke grond van drie weken oud.
Er is nooit een kind geweest.
3/
Toen ik verder opgroeide, vestigde een tweede ‘onschuldig’ voorval mijn aandacht op ‘paars’. We hadden een heel strenge juf in het vierde leerjaar. Juf Suzanne stond altijd met ineengekruiste armen vooraan in de klas, en riep bitsig onze namen één voor één af. Toen ze steeds bij de mijne kwam, hoorde ik haar intonatie veranderen. Alsof ze mij minachtte: ‘Jessica Walkiers, elke lettergreep in haar mond ronddraaiend. Een onbehaaglijk gevoel bekroop mij dan, alsof ze mij persoonlijk wou smaken, ik kon het niet anders uitdrukken. Wat moest dat mens nou van me?
Op een dag stond de juf weer vooraan in de klas. Ze had nu een zonnebril op. Raar, want het was helemaal niet zonnig. Toen ze weer onze namen overliep, stopte ze opnieuw ellendiglang bij de mijne. Ze draaide haar hoofd, zodat ik alleen haar kon zien. Terwijl ze de lettergrepen uitsprak, zag ik haar lippen krullen, haar tong klakkend en haar lippen met paarse lippenstift, likkend. Ze lichtte ze haar bril omhoog, alleen voor mij. Ik viel bijna van mijn stoel. Haar ogen, volledig paars en blauw. Ze had duidelijk meppen gekregen. Ze zette vlug haar bril weer terug en lachte kort en wrang. Waarom ik de enige toeschouwer moest zijn, van haar bewerkte ogen, wist ik niet. Ze scheen er intens van te genieten. Ik vond het een raar griezelig mens. Ze keek altijd naar mij, of ze iets meer scheen te weten. Deed mij denken aan een boek van Jommeke dat ik net had gelezen. De koningin van Onderland. Die had ook zo een paarsomrandde ogen. Ogen waaruit krangzinnigheid, razernij en kinderhaat uitstraalden.
Toen juf Suzanne nieuwe schriftjes uitdeelde, deelde ze ook mapjes uit. Paarse. Ik kon er mijn ogen niet van houden. Het was hetzelfde paars als de juf haar ogen en lippen. Ik werd even misselijk. Ik keek haar liefst zo weinig mogelijk aan.
Toen ik thuis kwam van school, stond er een paarse fiets aan de achterdeur. De ogen van de juf achtervolgden me. Ik draaide me om als naar een onzichtbare vijand. Ik riep heel hard als ik kon: ‘Ga weg!’ Maar ik bleef de paarsomrandde ogen zien… de kleur paars vrat zijn weg door mijn geest. Angst groeide.
4/
Ze ligt in bed te huilen. Mark is bij haar nu. Hij streelt haar zachtjes over de pluishaartjes op haar wangen. Ze kan het niet vatten. Hoe kan hij? Hoe is het mogelijk dat hij ‘haar’ verloochent. Evelien is geen droom, geen hersenspinsel, ze is wel degelijk haar vrolijke meid, een spring in het veld. Waarom doet Mark alsof dit niet zo is?
Ze voelt zich zweverig. Mark heeft haar net een kop thee laten drinken, ze voelt zich kalmeren. Het was een paars getrokken thee. Hij zegt dat het thee van lavendelbloemen en viooltjes is, samen met nog iets anders. Om haar te verwarmen na haar koude zoektocht . De warmte verspreidt zich aangenaam, de verkleumdheid verdwijnt langzaam. Ze weet helemaal niet meer wat er echt allemaal gebeurd is. Het is allemaal zo verwarrend. Er is iets mis binnenin haar. Iets vreet zich in haar geest. Ze voelt zich wegdoezelen. Maar op de achtergrond hoort ze weer het fijne stemmetje: ‘Mama! Waar ben je, mama? ‘
‘Drink’, moedigt Mark haar nogmaals toe, en ze ziet de paarse vloeistof in het kopje kronkelen, hij zet het aan haar lippen. Een traan rolt over haar gezicht en toen wist ze niets meer.
5/
Jessica was opgegroeid bij haar oma en papa. Haar eigen mama was ziek geworden toen ze nog maar net vier was. Jessica kon haar mama nog maar vaag herinneren. Ze herinnerde zich nog enkel een lieve mama, met dik blond haar, mama noemde haar soms ook ‘Lientje’. Maar dat was nu allemaal zo ver weg. Ze had gele bloemetjes op mama’s graf gelegd, dat wist ze nog.
6/
Mark is een gebroken man. Bij de begrafenis van zijn vrouw ziet hij de kist zakken in de het gegraven graf. Hij gooit er een schepje zand op, met een geel boterbloemetje. Hij mompelde iets van: ‘dit is van Lientje’. Dit is het laatste eerbetoon aan zijn gestorven vrouw. Hij zakt door zijn knieën en knielt, vooroverbuigend. Hij fluisterde: ‘het spijt me, lieve schat, je was mijn alles, vergeef me, ik zal goed voor ‘Lientje’ zorgen.’ De omstaanders kijken medelijdend met deze duidelijk gebroken man. Iemand uit de rij, duwt zich naar voor. Het is een vrouw met een streng uiterlijk. Ze trekt Mark recht en geeft hem haar schouder. Ze gaan samen naar de auto. Ze hebben nog iets te bespreken.
7/
Jessica was de voorvallen met het paars vergeten met de jaren. Maar ze huiverde nog steeds bij de kleur paars. En dikwijls gebeurde het, als er overdag zich ‘iets’ paars vertoonde, dit al een trigger was, om de hele dag van slag te zijn, en om er s’nachts van te dromen. Het paars maakte haar angstig, achterdochtig, op haar hoede in het dagelijkse leven. In haar dromen was het een ander verhaal. Daar kwam het Paars haar zoeken, haar belagen, haar opeten met haar en huid. Ze liep weg voor het Paars, maar het scheen aan haar te kleven, als een huid op een lichaam. Soms scheen ze in het Paars te verdrinken, de draaikolken met in het centrum het diepste Paars dat je kon bedenken.
Soms dacht ze, dat diep in haar ziel, een dikke paarse kern zat, een bron van kwaad. Ze kon het niet van haar afschudden. Dikwijls werd ze roepend en zwetend wakker, met een bonzend hart, pupillen wijdopen en haren recht op haar armen. Een slechte smaak in haar mond, iets droog licht geparfumeerd. Het werd steeds erger. Ze was nu 21. Ze was bij de huisdokter geweest, ze had ziekenverlof gekregen en was nu zelfs werkonbekwaam. Ze praatte er met haar beste vriendin over. Die raadde haar een hypnosebehandeling aan. Misschien had ze verborgen trauma’s?
8/
Dr Schilpert was bleek achterover gaan zitten, na de derde sessie. De twee vorige sessies zei hij iets: ‘Je schuldgevoel houdt je vast. Het heeft je in zijn greep.’ Jessica’s hypnosesessies had haar terug gebracht bij het uittrekken van het paarse viooltje. Ze had toen ze klein was, het paarse viooltje niet mogen uittrekken. Misschien was dit nu wel de oorzaak dat mama dood was. Haar worteltje was te vroeg uitgetrokken. Het kleine meisje in haar, hield deze gedachte vast. Ze laadde de schuld op zich, een monster van schuld en boete kon zich nog je hele leven teisteren. Ze herinnerde zich ook ineens de paarse ogen van haar juf Suzanne. Hoe beschuldigend en hatelijk die haar aankeken. Stel dat ze wist van het uitgetrokken paarse viooltje? Het paars had een negatieve krangzinnige plaats gekregen in haar leven.
Maar bij de derde sessie wou dr Schilpert niet meer verder praten. Het zou kunnen dat hij meer wist. We hadden samen naar de opgenomen sessie geluisterd en ik was er niets wijzer van geworden. Enkel ontzet over mijn ondraaglijke angst, die ik kon uitroepen. Maar ook was ik in verwarring. Het leken kreten, die niet echt van mij kwamen. Ze zaten opgesloten in mijn onderbewuste. Maar wat ik wel van mezelf herkende, was dat gele puntje en het gezoem. Dat was mijn enige leidraad. Ik had een ingeving. Het gele puntje leek als ik goed keek, op een boterbloempje. Het bijhorende gezoem op het geluid van een bij. Dus ik begon in die richting te zoeken. Bijen dansen in een bepaald traject, om de andere bijen te waarschuwen, de weg te wijzen waar het voedsel ligt, en hoever dat van het nest is. Volgens mijn achten zou het betekenen dat het een kwispeldans beschrijft. Dat betekent dat het voedsel verder dan 50 m ligt. Wat een absurde gedachte en ik besefte heel ver gezocht. Maar aangezien ik geen andere ingeving had, leidde het mij naar een volgende actie. Ik had geen andere aanknopingspunten.
9/
Ik ging mijn vader bezoeken. Dat was een hele tijd gelden. Hij zat nu veel alleen thuis, hij was net op pensioen gegaan. Hij woonde in een schattig klein huisje, net om de hoek van bij mij, meer dan 50 m, maar toch dichtbij. ‘Dag pa’, kwam ik opgewekt binnen. ‘Dag Jessy’ repliekte hij terug. ‘Wil je iets drinken, schat? Tuurlijk, antwoordde ik terug en installeerde me knus achter zijn keukentafel.
‘Koffie, thee?
‘Geef me maar iets sterkers, pa. Heb je toevallig een witte Martini koel staan?’ Ik kreeg geen antwoord maar toen hij met een schaaltje verscheen met twee glazen Martini, met erin immense ijsblokken, knikte ik tevreden. ‘Vertel eens, wat brengt je naar hier?’ Pa kende me door en door. Ik antwoordde niet onmiddellijk.
‘Pa, kun jij nog juffrouw Suzanne herinneren?’, viel ik met de deur in huis. Ik wist nu 100 % zeker dat het Paars me de weg wees. Hij verslikte zich bijna in de net genomen slok Martini. ‘Oei, meid, ik denk dat dat al heel lang geleden is. Even denken’. Ik wachtte geduldig en hield nauwlettend mijn vader in het oog. Hij stond op, zonder iets te zeggen en haalde zijn pakje sigaretten. Trillend stak hij er eentje aan. Vreemd, mijn pa rookte nooit in huis. ‘Waarom begin je daar nu over’, vroeg hij. ‘Je weet toch dat het een knettergek mens was. Ik herinner me haar zeer zeker. Ze kwam in die tijd ook al eens over de vloer.’
Ik wist niet wat ik hoorde! Mijn juf hier over de vloer geweest? Mijn aandacht was gewekt. Door over mijn oude juf te praten, waren er al golven van misselijk paars uit mijn maag gekomen. Ik was dat al gewoon, met dit soort misselijkheid te leven. Maar iets zei me, dat het juist dat spoor was van paars, dat mij de antwoorden ging brengen. ‘Hoezo, mijn juf kwam hier al eens over de vloer? Waarom weet ik daar niets van?’ Ik hoorde ook licht gezoem in mijn hoofd.
Mijn vader nam terug een grote slok. ‘Ok, meid, het wordt nu tijd dat je het gaat weten. Ik zal je iets vertellen, wat je zal shokkeren. Iets wat ik heel lang geleden al had moeten vertellen. Wil je het echt weten?’
‘Natuurlijk’ zei ik geschokt. ‘Voor de draad ermee, pa. Vertel het nou maar gewoon’. Hij keek me ongerust aan.
10/
‘Juf Suzanne was vroeger een vriendin van je mama. In het begin toch. Ze kwam je mama hier bezoeken, en ze hadden een toffe meidenvriendschap. Tot Erika er ineens genoeg van kreeg. Ze vond de bezoekjes vervelend worden, de gesprekken vlotten niet meer, Erika kreeg een raar gevoel over Suzanne. Ze kreeg nare dromen. Toen ze haar dromen vertelde aan Suzanne, die toch in die tijd één van haar beste vriendinnen was, had dat een een bepaald effect op Suzanne. In plaats van meelevend te reageren, reageerde Suzanne met een steeds raar ingenomen glimlach. Erika had dikwijls het gevoel dat het Suzanne juist vermaakte, in plaats van dat ze haar steunde. Ook de aanwezigheden van Suzanne, hadden achteraf een slechte invloed op haar slaappatroon. Suzanne bood echter een oplossing aan. Ze had een recept voor een thee, iets met lavendel en viooltjes, en dat zou zeker helpen bij de slaapproblemen van Erika. Erika dronk heel veel van die thee. Ze sliep er beter van, maar de momenten dat ze wakker moest zijn, was ze ook versuft. Suzanne beweerde bij hoog en bij laag dat die versuffing niet van die thee kon zijn. Ze overtuigde me dat ze al problemen had vóór de thee. Wij geloofden haar. Maar de vriendschap doofde toch uit. Erika sliep wel degelijk vast s’nachts, hoewel ze overdag dikwijls ook hallucinaties kreeg.
‘Pa, waar pas ik in het verhaal dan? Waar was ik al die tijd, nu je dit zo allemaal vertelt?’ Ondertussen had het Paars me weer in zijn greep, het wilde mijn oren afstoppen, maar ik verzette me. Ik concentreerde me op het lichte gezoem, dat me scheen te helpen.
Toen boog pa zijn hoofd en begon te snikken. Hij vertelde verder: ‘De hallucinaties begonnen langzaam, ik had het eerst niet door. Ze begon jou ‘Evelien’ te noemen in plaats van Jessica’.
Er klikte iets in mijn hoofd. Ik hoorde op dat moment de stem van mijn moeder: ‘Lientje, pas op, meid’.
Pa vertelde verder: ‘Erika begon werkelijkheid met fantasie te vermengen. Jessica, je was een levendig normaal kind. Ze zou je de hele dag opgesloten hebben, om je te beschermen. Ik begreep niet waarom. Toen je op een dag buiten aan het spelen was, je was toen vier, kreeg ze een inzinking. Ik heb haar gevonden in de regen, koud en rillend. Ze riep steeds de naam ‘Evelien’. Mijn hart brak toen ik haar zo radeloos zag dwalen en in de modder viel. Maar jij was al lang terug binnen. Je zat ervoor knus achter de haard, samen met mij. Toen ik merkte dat Erika weg was, ben ik haar gaan zoeken.
Toen is het echt bergaf gegaan. Ze verweet mij dat ik jou verloochende. Alsof ik haar wou wijsmaken dat we geen kind hadden. Maar ik hield haar in die periode angstvallig van jou weg. Een moeder dat haar kind Evelien noemt in plaats van haar echte naam, kon enkel verwarring stichten bij jou. Ik wou jou niet met de psychische problemen van je moeder confronteren. Ik heb toen de dokter gebeld. Die heeft bij haar bloed afgenomen. Ondertussen moest ik gewoon haar laten slapen en laten drinken tot we meer wisten. Dat heb ik zo gedaan.
In de nacht is het dan gebeurd. Erika schoot plots wakker, schreeuwend, brullend. Riep iets over paarse viooltjes, was in panische angst. De geluiden die ze uitbracht, sneden door hart en ziel. Ze sloeg in het wilde weg, alsof ze zich van iets wou beschermen. Het nam haar zo helemaal in, ik was perplex en was bevrozen, niet wetend wat ik moest doen. Toen stopte het. Ze viel als een loodzware steen terug het bed in. Ik voelde geen hartslag meer. Ik ben toen op haar beginnen kloppen als een gek, in de hartstreek. Maar geen reactie. Met mijn gsm kon ik nog net de 100 indrukken, ze waren er een kwartier later. Maar het was te laat.’
Ik kon dit allemaal niet aan. De schreeuwen van haar mama. Ik probeerde het me voor te stellen. Stel dat ik als kind van vier haar schreeuwen moet gehoord hebben? Een vaag vermoeden groeide. ‘En juf Suzanne?’ vroeg ik bang.
Pa hoestte een paar keer. ‘Gaat het nog, meid? Het is een heel verhaal. Ik ben er niet fier op ‘ Hij slikte. Ik knikte langzaam.
11/
‘Op de begrafenis nam juf Suzanne me mee, naar de auto. Jij was bij tante Klaartje, ik zat gewoon in zak en as. Ze ondersteunde me met haar sterke schouders, en betuigde me haar medeleven. Hoe erg het allemaal was. Ze heeft me moed ingepraat. Dat het mijn schuld toch niet was, enzoverder…. Ik besefte toen niet, dat ze mij van jou wegtrok. Mijn plaats was aan de zijde van mijn kleine meid, Jessica. Je was nog maar vier. Maar ik was zo overmand door verdriet, toen je, een paars viooltje bij je eerder gelegde gele bloemen gooide. Ieder die me op dat moment onder zijn of haar vleugels nam, kon mij een beetje troosten. Het verdriet over Erika, ik was helemaal van de kaart, de manier hoe ze is gestorven, een kind van vier.
‘Juf Suzanne nam dus na de begrafenis het voortouw. We gingen mijn huis binnen, ze zette me in de zetel, en maakte een kopje thee. Ik wou drinken, maar toen kreeg ik telefoon. Het was de huisarts, helemaal in paniek. ‘ik zou het je liever persoonlijk vertellen, begon hij. Toen gaf hij me telefonisch het rapport van de bloeduitslag van Erika. Er scheen een verdovend, hallucinerende stof in te zitten, die op termijn een plotse dood kon veroorzaken. De stof bleek van plantaardige oorsprong te zijn. Of we de laatste tijd iets gebruikten, en wat dat zou kunnen zijn? Ik zweeg in alle talen.
Ik keek in de dampende kop thee, in de paarse krinkelingen waar Suzanne nog eens net in geroerd had. Ik keek haar aan en zag in haar ogen. Ze keken me gretig en wellustig aan.
‘Drink jij die thee zelf ook, Suzanne? was het enige dat ik kon uitbrengen. Ze keek me ongegeneerd aan en zei heel eerlijk: ‘Nee hoor. Iets teveel planten voor mij’, en dat korte wrange lachje. Mijn hoofd liep vol met bloed, ik voelde het stuwen. Razernij maakte zich van me meester. Maar ik kon geen letter uitbrengen. Ik besefte dat ik er evengoed had aan meegewerkt. Toen zei ik toonloos: ‘Eruit’ . Ze had het onmiddellijk begrepen. Ze schoof het tasje thee mijn richting op en zette zich recht. Ze verdween. Ik heb ze nooit meer teruggezien, behalve één keer.’
Ik zat helemaal kokhalzend op de stoel. De Martini vermengde zich in paarse kringen, in mijn maag, de tafel en opeens zag ik opnieuw de ogen van juf Suzanne in de klas. De paarsomrandde ogen, die me haatten en me enkel kwaad wilden doen. Wanneer was die ene keer dan nog? stamelde ik. Ik kon het niet meer houden, mijn hoofd lag op de tafel. Ik piepte vanonder mijn haar naar pa. Het gezoem was immens, het paars hield stand, mijn hoofd zat vol.
12/
En pa antwoordde met gebroken stem. ‘Toen ik wist dat je in het vierde leerjaar bij haar zou komen te zitten, ben ik naar de directeur gegaan, om te vragen of je niet in het andere vierde mocht zitten. Aljeblieft niet bij juf Suzanne. Ik begon ook slapeloze nachten te krijgen. Elke minuut was ik er mee bezig me voor te stellen hoe juf Suzanne jou zou proberen in te palmen. Dat mens was gevaarlijk. Ik kreeg ook hierover slapeloze nachten. De directeur weigerde en vroeg me de reden, voor jouw verplaatsing naar een andere klas. Of je gepest werd? Ik kon die echte reden niet geven. Je kwam toch in haar klas terecht. Ik zocht ondertussen een uitweg. Ik ben juf Suzanne dan maar persoonlijk gaan opzoeken.
Hij stopte en dronk nog eens aan zijn glas, nam een diepe haal aan zijn sigaret. Hoestte nogmaals diep vanuit zijn longen.
‘Ja, en? Ga verder, pa, alsjeblieft. Ik zag nu duidelijk de zoemende dikke bijen die vlogen nu in cirkels terwijl het bij de hypnose nog achtbanen en halve cirkels waren. We kwamen dichterbij. De absurditeit van verwevenheden begonnen me te duizelen.
Vader vervolgde zijn verhaal: ‘Ik kon niet geloven hoe gemeen Suzanne eigenlijk wel was. In haar huis stonden rekken met boeken, allemaal over planten. Ik keek me te pletter. Er hing een afschuwelijke geur. Een geur van medicijnen, medicale planten, maar ook iets zurigs, het kroop in mijn neus en ik walgde ervan. Ze was weer ongelooflijk vriendelijk, het droop er gewoon af. Ik nam niets te drinken aan. Ze keek me aan met ogen als theeschoteltjes. Ik wist eigenlijk niet wat te zeggen. Maar dan kwam het toch: ‘Ik weet dat je thee met lavendel en viooltjes mijn vrouw heeft kapot gemaakt.’ Ze keek me strak aan en zei koel: ‘Dan zijn we toch met twee, niet? Waarom ben je hier, Mark? Heimwee naar goede oude tijden?’ Ik keek haar onthutst aan en dreigde: ‘Als je ooit één vinger naar Jessica uitsteekt, dan weet ik je te vinden.’ Toen schoot haar hoofd naar achter, in een brul van het lachen en toen ze opnieuw naar me keek zei ze: ‘Maar je lieve meid zit in mijn klas, dat weet je toch.’ Ik had geen woorden meer, woedend sloeg ik met een ongelooflijke vaart tussen haar ogen in. Ze viel achteruit, tegen de kast. Ik stond nog met de vuist recht voor mijn gezicht en toen nam ik gauw de benen.
Dus toch koningin van Onderland.
Nu besefte ik dat die twee blauw gemepte ogen van de hand van mijn vader kwamen. Ik mocht van juf Suzanne meegenieten van haar paars. De paarse randen onder haar ogen, kwamen van papa. Het paarse viooltje was eigenlijk mama, haar worteltje was uit. De paarse fiets was van papa. De thee kwam van Suzanne maar is ook geserveerd door papa. Mama is doodgegaan aan viooltjes. Ze was ook een viooltje. Ik had haar uitgetrokken. De schreeuwen die ik diep in me hoorde, waren van mama. Papa had haar ook vergiftigd. We waren allemaal schuldig. Hoe de boterbloemetjes en de bijtjes me hebben geleid tot de waarheid. Hoe paars bij mama hoorde. Onze werkelijkheid vermengde zich met beelden, waarin schuld, onschuld en liefde met elkaar verweefden tot één groot kluwen.
13/
De pijnen van het paars doofden weg…. Nog wat nascheuten. Pa had een voorstel. Laten we samen nog wat van de avond genieten en even televisie kijken, alles laten bezinken, gewoon bij elkaar zijn. We installeerden ons in de knusse zetel en het journaal galmde door de woonkamer. Na het journaal was het nog even reclame. Een golf van misselijkheid overviel me, toen ik het gezicht van juf Suzanne, zoveel jaren ouder, op het scherm zag verschijnen. Ze stond vooraan in de klas, in een reclame spot. Een vrouwelijke stem vertelde dat een juf van de lagere school een nieuw drankje had uitgevonden, de ingrediënten waren voornamelijk lavendelbloemen en viooltjes. Op een tafeltje stond een grote glazen theepot, waarin een massaal grote hoeveelheid paarse thee was gezet.
‘Wie wil er al eerste drinken? Juf Suzanne keek met haar krangzinnige ogen in het rond en pikte er een meisje uit. Ik zag haar lippen de naam van het meisje uitspreken, voor de één of andere reden werd dit in close-up gebracht. Ik zag haar vormen, heel traag Jes-si-ca, haar tong de paarse lippen likkend. Ik gilde het uit. Toen schoot juf Suzanne in de lach. Ik heb me vergist, zei ze tegen het meisje. Ik had het al lang moeten weten. ‘Evelien’ is het toch? De andere kinderen lachten onwetend. Onschuldige kinderen.
Mijn maag keerde zich om en ik braakte een heleboel paarse substantie uit. Ik denk dat het de thee moet geweest zijn, die mijn moeder al die tijd heeft gedronken, er is geen andere plausibele uitleg. Het gif stroomde de kamer in, liters, en kleurde diep paars, onder de borende ogen en het afgrijselijke gelach van juf Suzanne op TV.
Reacties (24)