Hoofdstuk 3 (ergens in het begin van hoofdstuk 3)
Estat had met zijn geestesoog gezien dat er iets aan de hand was...
Hij begint te rennen zo hard hij kan. Hij rent langs de groep geesten die nog steeds dezelfde grappen maken als die ze altijd maken. Na een paar minuten ziet hij Jonathan razendsnel door de bomen flitsen. Zonder iets te zeggen pakt Jonathan Estat's hand. Estat loopt al onnatuurlijk snel, maar met de elf erbij loopt hij nog veel sneller. Nu begint Jonathan pas te spreken. “Ik hoorde ruiters in het bos. Aan hun zwaarden te zien zijn het tovenaars of drakendoders. Helena is het meer opgeroeid met Irwin, maar hij zal haar niet kunnen beschermen. Niet tegenovers drakendoders en al helemaal niet tegenover tovenaars en al helemaal niet tegenover..."
“Wallan!" weet Estat uit te roepen terwjl hij zijn longen uit het lijf loopt
“Weet ik niet" zegt Jonathan, die klinkt alsof hij praat vanuit een luie stoel.
“Ja het is hem. Ik kan hem zien." Tranen springen in zijn ogen. Tegelijkertijd is zijn gezicht vertrokken van woede. “We moeten sneller,” hijgt hij, “sneller! De boot drijft naar de oever. Helena verliest haar kracht."
-“We gaan al zo snel als maar kan, spaar liever je adem."
Na een tijd komen ze dan eindelijk in de buurt. Hij kan het dak van hun huis al zien, hij hoeft alleen nog maar het laatste stukje bos.... hij kan de ketel zien. Die is omver geworpen. Het huis is vernielt. Een stuk muur ligt eruit en aan de oever... zijn hart slaat over van de schrik. Er drukt iets op zijn borstkas, een vreselijk voorgevoel. Helena ligt op de grond, Irwin ligt geknield naast haar. Zijn blik veraadt een emotie, voor zover elfen gelaatsuitdrukkingen hebben: hij is bezorgd. Estat stapt naar zijn geliefde toe. Hij knielt naast haar naar. Hij ziet een enorm litteken, langs haar hele hals en nek. Uit haar mond stroomt bloed. Haar ogen zijn geopend en lijken zielloos. Estat schuift zijn handen onder haar lichaam om haar in zijn armen te kunnen houden. Nog buiten adem zegt hij bezorgd: “Helena? Helena, zeg iets.”
Dan knippert ze met haar ogen. Estat jubelt van vreugde, maar zodra Helena wat meer bij zinnen is fluistert ze 'nee, niet doen.'
“Wat niet?"
“Ik overleef deze wond niet."
“Hoe bedoel je, natuurlijk wel," zegt hij verontwaardigd
“Hij heeft me onthoofd Estat. Irwin heeft me genezen, maar het is precies genoeg voor een korte afscheid."
“Nee, nee, dat is niet waar, dat kan niet," zegt hij. Hij kan de woorden haast niet uitspreken van verdriet. Het is Helena die probeert om Estat te troosten, alsof zijzelf al voor de helft in de hemel is zo kalm.
“Ik heb een visioen, het is belangrijk, want ik heb het gedeeld met Wallan."
“Hoe bedoel je."
“Ik kreeg een visioen en Wallan was hier nog. Hij moet iets van mijn visioen gevoeld hebben."
“Maar schat, wat kan mij die visioen nu..."
“...Het is belangrijk. Er zal een kind geboren worden met tovenaarstalent."
“Dat geberut wel vaker."
“Maar niet zo als bij jou, of Goderik, of Wallan."
“...of jij, vergeet jezelf niet."
“Ik ben een elfmens, dat is iets anders. Het kind zal kunnen toveren en het zal vechttalent hebben. Het is je taak om die op te sporen. Het kind is geneigd tot het goede, maar ook tot het kwaad. Daarom moet je het kind vinden voor Wallan, samen zijn ze onoverwinnelijk."
Reacties (2)
Hoop dat er nog wel meer fladrden zijn en dat het uiteindelijk alsnog een heel boek gaat vormen. Ik vindt het leuk!