Vanaf 1950 zijn er tientallen jeugdculturen ontstaan in Nederland. Deze jeugdculturen onderscheiden zich van elkaar door verschillen in normen, waarden, gedrag, opvattingen, stijl en rituelen. Binnen een jeugdcultuur voelde men zich verbonden met elkaar, er heerste vaak een sterk saamhorigheidsgevoel. Toch kennen de meeste jeugdculturen geen langdurig bestaan: sommige culturen verliezen hun aanhang aan andere jeugdculturen en doven daardoor uit. Andere jeugdculturen trokken juist meer jongeren naar zich toe waardoor zij het subculturele karakter verloren en mainstream werden. Jeugdculturen bestaan meestal uit een harde kern (de ‘hardcore’) en daaromheen de meelopers (de ‘hang on’). De harde kern geeft de subcultuur vorm. Zij kijken vaak neer op de meelopers, die worden beschouwd als cultuurconsumenten. Ook verzet de harde kern zich tegen vermainstreaming. Hieronder volgen beschrijvingen van de grootste jeugdculturen die zich hebben voorgedaan van 1950 tot 2000, op volgorde van ontstaan.
Rasta’s “Je hebt in alles geluk, als je er maar in gelooft. En als je maar aan jezelf vasthoudt, blijft doen wat je wil doen.”
De rastacultuur is ontstaan in Jamaica, en kwam in de jaren zeventig in Nederland. De naam is een afkorting van het Rastafari gedachtegoed dat rasta’s aanhingen aan het begin van de twintigste eeuw. Ze waren meestal van Creools-Surinaamse of Antilliaanse afkomst. Rasta’s waren te herkennen aan hun opvallende kapsels: de dreadlocks. Vaak werd het haar opgeborgen in grote ronde mutsen in Afrika kleuren: groen, geel en rood en eventueel zwart. Ook hun kleding vertoonde deze kleurencombinatie. Rasta’s luisterden naar reggaemuziek: ritmische dansmuziek waarbij de tekst (vaak over God, de bijbel, de liefde, het dagelijks leven in de getto’s, racisme en politiek) het belangrijkst was. In Europa was Rastafari een soort spirituele levenshouding waarin je je eigen keuzes kon maken en niet zozeer, zoals in Jamaica, een geloof. Rasta’s zijn tegen geweld en hebben respect voor alle leven. Meestal bleven zij thuis, pas als er festivals plaatsvinden gingen ze hun huis uit. Alcohol dronken ze weinig of niet, blowen was wel erg populair.
Metalheads “Het was zo bruut gewoon, ik vond het heerlijk.”
Metal heeft zich van een kleine subcultuur tot een grote en opvallende beweging ontwikkeld sinds begin jaren zeventig. Er bestaan allerlei varianten, waarvan heavy metal de meest oorspronkelijke vorm is. Door meer aandacht voor punk, disco en mainstream rock en doordat een aantal metal bands te commercieel werden leek metal eind jaren tachtig in te zakken. Er ontwikkelde zich verschillende vormen van metal: black metal, death metal en daarnaast ook glamtrash- en speedmetal. Metal werd met de tijd steeds harder, zwaarder en buitenissiger. De metalcultuur bestaat vooral uit muziek, met bijbehorende levensstijl: ruig, agressief, energiek, hard en authentiek. De muziek is snel, luid, met zware drums, een heftige beat, meesterlijk gitaarspel en met zang in de vorm van kermen, grunten, krijsen en schreeuwen. Metalheads hebben lang, sluik haar, wat belangrijk is bij het headbangen. Metalconcerten zijn bij metalheads zeer geliefd. De zwarte kleding van metalheads komt ruig en onverschillig over: gescheurde kleding, kleding met gaten, mouwloze jacks, motorlaarzen, lange leren jassen en metalen versieringen. Beide geslachten maken zich op met zware, zwarte randen. Metalheads zijn anti-racistisch en ondanks hun ruige uiterlijk zijn ze niet gewelddadig. Ze streven naar vrijheid en authenticiteit. De meeste aanhangers zijn mannelijk.
Disco’s:
“Het was natuurlijk heel erg kijken wat iedereen aanhad… Kijken en bekeken worden.”
Disco is ontstaan in underground discotheken in New York, tussen 1971 en 1974. In de eerste jaren was disco een echte minderhedencultuur, later werd disco een ware rage en vanaf 1979 werd disco zelfs mainstream dansmuziek voor een groot publiek. Uiterlijk was van groot belang: een haarföhn was een onmisbaar object. Ze droegen hun haar wild geföhnd. De kapper was een ontmoetingsplaats en informatiecentrum waar de disco’s iedere week voor het uitgaan heengingen. Disco’s van beide geslachten gebruikten veel make-up, en het was ‘cool’ om chagrijnig te kijken. Ze hielden van glans en glitter, mannelijke kleding bevatte veel vrouwelijke elementen, gecombineerd met mannelijke elementen. Ze droegen vaak plateauzolen, oorbellen, tasjes en ceintuurtjes maar ook de bodycultuur speelde een grote rol: je liet zoveel mogelijk van je lichaam zien. De extreme kleding (hoge hakken, plastic broeken) werd vaak zelf gemaakt en zat niet erg lekker, het werd dan ook vooral bij het uitgaan gedragen. De discomuziek kwam voort uit soul en funk, de dansbaarheid stond hierbij echter sterker voorop. Ook moest de muziek emotioneel zijn. De dj kwam meer op de voorgrond, terwijl vocalisten meer op de achtergrond kwamen. In de discocultuur werden met name in Amsterdam veel drugs gebruikt, vooral cocaïne was een echte ‘discodrug’. Bijna iedereen rookte sigaretten. De gehele cultuur draaide om uitgaan, zelfs verjaardagen werden in de disco gevierd. De discocultuur was duidelijk verbonden met de homobeweging: de sfeer in de discotheken was openhartig, met seks als eerste associatie bij binnenkomst. Seks in de disco was dan ook niet bijzonder.
Punkers “Chaos, dat was wat je wou. ’s Nachts leven. Bier drinken, wanneer je wilde. Nooit naar je werk gaan. Leven om te leven. Muziek maken, omdat je muziek wil maken. Kunst omdat je kunst wil maken.”
Punkmuziek ontstond in de Verenigde Staten, en rond 1977 brak punk in Nederland door. In Nederland had de punkcultuur meteen een eigen gezicht. Er ontstonden twee ‘soorten’ punkers: hardcore punkers en pretpunkers. Bij de pretpunkers ging het, in tegenstelling tot de hardcore punkers, niet om kunst of ideologie, maar om lol- en reltrappen. Het haar was belangrijk voor punkers: het moest afwijkend zijn, met een opvallend kleurtje. Punkers droegen zware make-up. Hun kleding maakten ze vaak zelf, en om er iets eigens van te maken versierden ze zich met metaalwerk, zoals kettinkjes, buttons en veiligheidsspelden. T-shirts en spijkerbroeken werden ook wel gedragen, maar ze werden aan de punkmode aangepast. Broeken zaten vaak enorm strak. Ook zwarte bewerkte leren jacks en zwarte puntige laarsjes of versleten basketbalschoenen ontbraken niet in de punkgarderobe. Punkers droegen vaak leren riemen, zonnebrillen, hals- en polsbanden, oorbellen, ringetjes, piercings en ook tatoeages waren populair. Hygiëne was niet belangrijk voor punkers, ze bekommerden zich weinig om lichaamsverzorging. De muziek was direct, snel, rauw, energiek en ongecompliceerd. De muziek hoefde niet mooi te zijn, als het maar authentiek was. Tijdens punkoptredens werd de pogo gedanst. Punkers deden veel aan beeldende kunst en spoten graffiti. Bier was een echte punkerdrank, daarnaast waren jenever en wodka populair. Niet alleen om te drinken, maar ook om naar anderen te gooien en te spugen, puur voor de lol. Verder gebruikten punkers ook drugs: speed, heroïne en blowen. Kraakpanden waren belangrijk in het punkleven. Ze boden woonruimte, dienden als trefpunten en als organisatieknooppunten. De gekraakte panden werden ingericht in punkstijl: kapotte deuren, meubels van het grofvuil, fluorescerende verf en ijzeren decoratie. Naast muziek, kunst en kleding bestond de cultuur uit actievoeren tegen alles waar ze het niet mee eens waren. Punkers zetten zich af tegen de maatschappij, waren voor anarchie en waren somber over de toekomst. De ideologie legde de nadruk op individualisme en persoonlijke autonomie. De meeste punkers waren mannelijk en blank, ondanks dat ze antiracistisch waren. De meeste punkers ontvingen een uitkering, omdat ze niet wilden werken. Dat was namelijk meewerken aan de maatschappelijke orde.
New Wavers “Meer muziek dan maatschappijkritiek.”
New wave muziek ontstond ongeveer tegelijkertijd met punk. New wave als subcultuur kwam wat later, namelijk begin jaren tachtig. New wave werd nooit een hele grote subcultuur. Het is ontstaan uit punk, het verschil was dat punk veel maatschappijkritischer was en zich afzette tegen de maatschappij. New wavers deden dit niet, het ging vooral om de muziek en kleding. Ze imiteerde de kleding en haardracht van artiesten. Het haar was zwartgeverfd, getoupeerd, hing over je ogen en het stond alle kanten op. Zowel jongens als meisjes droegen veel zwarte make-up. Ook hun kleding was vaak zwart en wijd. De wijde broeken werden met bretels omhoog gehouden. Gebreide truien en tweedehands overjassen waren ook populair. Meisjes droegen meestal zwarte korte of juist lange rokken, maar konden ook dezelfde kleding als de jongens dragen. Alpinopetjes, handschoentjes, zilveren sieraden werden veel gedragen door new wavers. Vergeleken met punk was new wave muziek braver en melodieuzer, en new wavers maakten vaak zelf muziek. De subcultuur was gebaseerd op muziek, het uitgaansleven bestond dan ook uit het luisteren naar optredende of oefenende bands. Dansen op de muziek deden ze niet echt, er hoorde geen bepaalde dans bij new wave muziek. De new wavers hadden geen bepaalde drank, wel blowden ze vrij vaak. New wavers gingen vriendschappelijk met elkaar om.
Skinheads:
“Trots op je achtergrond, op je land, dat hoort bij skins. Je eigen brood verdienen, werken, fun maken, je mond niet dichthouden… Wij gaan ons niet zielig voelen.”
Rond 1979 waren de eerste skinheads actief in Nederland, net na de opkomst van punk. Skinheads zetten zich af tegen de maatschappij en waren trots op hun achtergrond: werkende klasse. Hun kleding verwees dan ook naar de arbeidersklasse, bijvoorbeeld opgerolde broekspijpen, geschoren hoofden, bomberjacks, Doc Martens, spijkerjacks, bretels en legerkleding. Er waren verschillende skinheadgroepen, die je kon herkennen aan hun kleur veters. Rood stond voor anarchisten, wit voor fascisten, geel is racist, en groen is IRA-aanhanger. Sommige subgroepen hadden aparte kledingvarianten, bijvoorbeeld versiering met nazi-emblemen bij naziskins. Ze droegen vaak vechtpetten of baseballpetten op hun kale hoofden. Ook hadden zij vaak ringen, piercings, oorringen en tatoeages. De ringen waren voorzien van doods- en duivelskoppen, nazi-emblemen of Keltische ornamenten. De maatschappijkritische teksten stonden centraal bij de skinheadmuziek. Iedereen zong mee tijdens concerten, waar ook bij gedanst werd. De originele skinheaddans was de moonstomp, deze dans werd gecombineerd met de pogo van de punks. Tijdens een concert werd er veel geduwd met bier gegooid. Skinheads en andere concertbezoekers gingen vaak niet goed samen. Een echte arbeiderssport was voetbal en was dus populair. Skinheads dronken veel, met name bier, en gebruikten ook drugs. Ze hadden de reputatie agressief te zijn, maar binnen de eigen groep was de sfeer goed: je kwam voor elkaar op en deelde met elkaar. De skinheads hadden een eigen bijbel, The Skinhead Bible geschreven door George Marshall. Graffiti hoorde ook wel bij de skinheadcultuur, maar was minder populair dan bij de punkers of hiphoppers.
Hiphoppers “Het mooie van hiphop, dat is de originaliteit… Je mag wel nadoen, je mag wel afkijken, maar je moet er iets mee doen. Je moet gewoon jouw manier van denken en leven verwerken in je eigen muziek of je eigen dans.”
De hiphopcultuur is sinds 1979 actief, en was in de jaren tachtig zeer populair in Nederland. Hiphop is afkomstig van een zwarte danscultuur uit New York. Hiphop is aan het eind van de jaren negentig vermainstreamt, waar niet alle hiphoppers blij mee waren: ze misten het enthousiasme en familiegevoel van de beginjaren. Aan de andere kant waren ze blij met de erkenning. Ze hadden niet allemaal hetzelfde kapsel: blockheadmodel, dreadlocks, jehri curls en ontkroest haar werden veel gezien. De hiphoppers droegen joggingpakken met sportschoenen, het liefst van merkkleding. Ook droegen ze headspinmutsen en polsbanden om zich niet te blesseren bij het breakdancen. Begin jaren tachtig oefenden de hiphoppers hun breakdance op straat en al snel daarna werden hele breakdancegroepen geformeerd. Ze dansten naast breakdance ook de electric boogie. De hiphoppers die aan graffiti deden, kleedden zich in camouflerende kleding waar ze veel spuit- en tekenwaren in kwijt konden en waar ze snel mee uit de voeten konden komen. Toen de rapmuziek in 1985 populair werd, gingen de hiphoppers oversized spijkerbroeken met stoere jassen, baseballpetten en kettingen dragen. In de jaren negentig kwamen daar de tatoeages en piercings bij. Hiphopmuziek heeft zijn wortels in de soul, funk en reggae. Dj’s waren vooral in het begin van de hiphop belangrijk. Zij probeerden de muziek de dansbaar mogelijk te maken met behulp van draaitafels, waaruit ook een nieuwe draaitafel techniek ontstond: scratchen. Even later werd de rap geïntroduceerd, waarbij originele teksten ritmisch zingzeggend werden gepresenteerd. Graffiti was typerend voor de hiphoppers, waarbij er kortweg drie vormen van graffiti spuiten waren: tags, throw-ups en pieces. Het was illegaal en werd vooral op openbare gebouwen en vervoermiddelen aangebracht, zodat zoveel mogelijk mensen het zouden zien. Hiphoppers waren creatief met taal en ontwikkelden op een gegeven moment zelfs een soort eigen taal. Films en videoclips waren belangrijke inspiratiebronnen voor hiphoppers. In de beginjaren van de hiphopscene waren drugs en alcohol taboe, maar later veranderde dit. Hiphoppers waren erg competitief ingesteld en wilden op hun gebied (zoals dansen, rappen of graffiti) de beste zijn. Hiervoor moesten ze goed oefenen en bereid zijn leuke dingen op te offeren. De hiphoppers waren georganiseerd in crews en posses, die wijkgebonden waren. Verschillende groepen konden tegen elkaar strijden in battles. Hiphoppers zagen hun cultuur als een levenswijze en leerschool: je moest discipline opgezet worden voor iets dat je leuk vond.
Straight-edgers “I’m a person just like you, but I’ve got better things to do, than sit around and fuck my head, hang out with the living dead, snort white shit up my nose, pass out after shows, I’ve got the straight-edge.”
Straight-edge is rond 1980 uit hardcore punk voortgekomen. Losse seksuele contacten, roken, alcohol, roken en drugs waren taboe, terwijl het milieu, vegetarisme, veganisme en dierenrechten erg belangrijk voor hen waren. Straight-edgers wilden als voorbeeld dienen voor de maatschappij: ze keerden zich tegen de maatschappij op een positieve manier. Begin jaren tachtig hadden straight-edgers geen kenmerkend uiterlijk, het enige waar je een aanhanger aan kon herkennen, was aan het kruis op de hand. In de loop van de jaren hebben ze meer een eigen stijl ontwikkeld: kort haar, wijde broeken, kralensnoertjes, kleine tatoeages, piercings, wijde shirts met een logo of slogan, sportschoenen, een baseballpetje, een ketting aan de broeksriem waaraan de portemonnee hangt en een Swatch horloge met een kruis. Ook fifties stijl werd populair. Meisjes streefden naar een natuurlijke stijl. Ze luisterden vooral naar metal en punk, de (zelfgekozen) bands hadden een voorbeeldfunctie. Straight-edgers zijn geïnteresseerd in politiek. Ze vinden dat ze gelijk hebben, en schuwen het niet geweld te gebruiken om hun gelijk te behalen.
Alto’s “Dat echte voor je zelf opkomen… en je bezighouden met zaken waarbij je echt over het leven moet nadenken… dat deden we, dat onderscheidde ons.”
Midden jaren tachtig ontstond er een groep jongeren die zich afwendden van de mainstream jongerencultuur, maar metal en punk te ver vonden gaan. Er zijn wel elementen van deze subculturen terug te vinden in de altocultuur. Ook namen ze aspecten van de hippie- en rastasubcultuur over. Jongens dragen hun haar lang met een middenscheiding, halflang of in dreadlocks. Voor meisjes mocht het ook kort zijn. Alto’s verfden hun haar vaak en ook kleurtouwtjes waren populair. Het ideaal was zwarte ogen en een wit gezicht, zowel jongens als meisjes gebruikten hiervoor make-up. Alto’s kochten meestal tweedehandskleding. Kenmerkend waren de rechte of strakke broek, T-shirt of longsleeves, verschillend gekleurde veters, ringetjes, een legerjas of leren jas, kisten, een oude rugzak en een Palestina sjaal. Alles moest het liefst zwart of paars en versleten zijn: het moest een armoedige indruk maken. Van de muziek die de alto’s beluisterden was groezelige grunge het meest authentiek, maar ook oudere muziek was geliefd. Wiet was de meestgebruikte drug in de altocultuur. Alto’s waren geen wereldverbeteraars en waren vaak pessimistisch, cynisch en depressief.
Skaters “Eigenlijk is het zo dat het om die plank met wielen gaat, en daaromheen kun je er van alles bijhalen.”
In Nederland ontstond de skaterscultuur in het midden van de jaren tachtig. In 1993 werd deze subcultuur zelfs een echte hype. De skatercultuur is afkomstig uit Amerika. Skaters kleedden zich naar hun favoriete bezigheid: skateboarden. Kort haar, een pet, wijde broeken, een makkelijk zweetopnemend en wijd T-shirt, sportschoenen en geen sieraden of jassen. Iedereen mocht wel zelf beslissen welke kleuren ze het liefst droegen en of ze een tatoeage of piercing namen. Professionele skaters vormden een voorbeeldfunctie voor de skaters. Leden van deze subcultuur besteedden veel aandacht aan hun board. De graphic die op je board was gedrukt was een statement van de skater, het benadrukte het image van de eigenaar. De skaters besteedden ook veel tijd op het skateboard. Ze continu bezig nieuwe, mooiere en spectaculairdere trics aan het leren. Ze lazen skatebladen, bekeken video’s, ginen naar wedstrijden en spijbelden vaak van school. Ook dronken skaters veel bier en er werd veel wiet gerookt wanneer ze niet aan het skateboarden waren. Skaters waren over het algemeen gezien individualistisch. Dit komt doordat iedereen welkom was bij de skaters. Alleen voor meisjes was het moeilijker, zij waren daarom ook meestal beperkt tot toekijken. Skaters waren zeer tolerant tegenover andere jongernculturen. Zij waren van mening dat iedere jongerensubcultuur bestaansrechten hebben.
House “Toen brak de gekte dus echt los… Het waren wilde tijden.”
Housemuziek werd voor het eerst geïntroduceerd in Nederland in 1986, maar werd geen succes. Pas in 1989 brak house commercieel door en had toen grote aanhang. In de jaren negentig werd het zelfs de dominante dance-cultuur, en ontstonden er verschillende house varianten, zoals gabber, acid, happy (mellow) hardcore, (techno) trance en jungle. Een ideologie hadden ze niet. Techno trancers hadden meestal lang, los haar en weinig make-up. Jungle aanhangers droegen vaak knotjes, vlechtjes, dreadlocks en staartjes. Gabbers hadden hun hoofd meestal kaal, de meisjes droegen het strak naar achteren in een paardenstaart of vlecht. Acid house liefhebbers droegen vaak witte of felgekleurde T-shirts met grappige teksten en figuurtjes als opdruk. Hierbij werden een Levi’s spijkerbroek met riem, veel sieraden, buttons, brilletjes met gekleurde of spikkelglazen en All Stars gedragen. Ook bandana’s en andere hoofddeksels waren populair. Gabbers droegen trainingspakken, die bij het dansen om de middel geknoopt werden. Hieronder droegen zij niets of een T-shirt. Iedere gabber droeg Nike Air Max schoenen, en vaak droegen ze bomberjacks met vlaggetjes op de mouw. Als accessoires hadden gabbers lichtgevende kettingen, kleine rugzakjes, spenen, ronde zonnebrilletjes, piercings, waaiers en tatoeages. In de techno trance scene zag je veel spijkerbroeken, met daarbij modernere hippie-achtige kleding en maffe accessoires. Junglekleedstijl was eenvoudig: jacks, trainingspakken, sweaters en T-shirts. Housemuziek was echte dansmuziek: weinig instrumenten, spaarzame vocalen, en harde klappen van de bassdrum op elke tel. Het doorgaan van de beat stond voorop. House is volledig elektronische muziek, dat gemaakt is met synthesizers, drummachines en samplers. Één persoon, de dj-mixer, kon dus in zijn eentje een hele dance track maken en was hiermee de held van de housemuziek. Rustigere muziek werd ‘mellow’ genoemd, terwijl de hardere en snellere muziek ‘hardcore’ genoemd werd. De belangrijkste activiteiten in de housecultuur waren uitgaan en feesten. Vooral de raves trokken steeds meer bezoekers. Van de decors van de feesten werd veel werk gemaakt: rookmachines, stroboscopen, blacklights, fluorverf en vloeistofprojecties werden veel gebruikt. Op de feesten was de voornaamste bezigheid dansen, waarbij elke stroming binnen de housecultuur een eigen dans had. Drugs werden veel gebruikt binnen de housecultuur: XTC (de ‘lovedrug’), cocaïne, joints, speed, poppers en soms LSD. Drinken deden ze amper. De housescene was in seksueel opzicht erg vrijmoedig en tolerant. In de housecultuur waren witte Nederlanders duidelijk in de meerderheid.
Reacties (0)