Sociologie kennisvragen, alles wat je wil weten over verzorgingsinstellingen, verzorgingsstaat enz.
1) wat wordt bedoeld met ‘verzorgingsinstellingen’?
Met verzorgingsinstellingen worden de formeel georganiseerde verzorging bedoeld, die in speciale instellingen plaatsvindt.
Ze ontstonden in en door een proces van maatschappelijke differentiatie in zowel de agrarische als de industriële samenlevingen, ofwel veranderingen in de maatschappij die een appél deden op de overheid om de zorg formeel te regelen.
2) wat wordt bedoeld met ‘verzorgingsarrangementen’?
Met verzorgingsarrangementen wordt de informeel en de formeel geregelde zorg bedoeld. Eigenlijk de aanwezige zorg voor een bepaalde gemeenschap.
Denk hierbij ook aan zorg voor elkaar binnen het gezin, buurt of dorp. Verzorgingsarrangementen veranderen in de loop van de tijd, onder invloed van maatschappelijke veranderingen, zoals industrialisatie, verstedelijking en individualisering.
3) wat is een ‘verzorgingsstaat’?
Verzorgingsstaat is de aanduiding van een stelsel waarin de overheid zich garant stelt voor noodzakelijk geachte materiële en immateriële voorzieningen voor alle burgers.
De term ‘verzorgingsstaat’ ontstond pas na de Tweede Wereldoorlog, omdat toen de overheidszorg enorm verbreedde en groeide. Er werden de eerste sociale wetten ontworpen op het gebied van arbeidsverhoudingen en de sociale uitkeringen. Tevens werd de overheidsbemoeienis op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg groter. De hoeveelheid ‘verzorgingsinstellingen’ nam toe.
De verzorgingsstaat kent 3 kerngebieden:
1. armoede
2. ziekte
3. onwetendheid
De verzorgingsinstellingen in een verzorgingsstaat zijn op deze drie kerngebieden gericht: werkloosheidsregelingen, ziekenhuizen en scholen.
4) Wat is het verband tussen ‘verzorgingsstaat’ en ‘sociale ongelijkheid’?
Door de ontwikkeling van de verzorgingsstaat nam de sociale ongelijkheid op veel fronten af, waaronder onderwijs en zorg. De uitbreiding en verstatelijking van verzorgingarrangementen heeft een egaliserend effect op de klassenverhoudingen gehad. De lagere klassen profiteerden hierdoor van een toename van machtskansen, waardoor ze meer aanspraken konden doen op de collectieve voorzieningen.
Wel heeft de verzorgingsstaat met de komst van immigranten zonder vaste verblijfsvergunning (asielzoekers, ‘illegalen’) weer tot nieuwe vormen van ongelijkheid geleid. De rechten op zorg en ondersteuning waar Nederlandse burgers aanspraak op kunnen maken, zijn voor deze immigranten niet van kracht (Engbersen e.a., 2002).
5) wat is het ‘Mattheus-effect’?
Deze term is afkomstig uit een passage uit het Evangelie van Mattheus: ‘aan wie heeft zal gegeven worden…’
Het heeft betrekking op de keerzijde van de verzorgingsstaat: de meer draagkrachtige gezinnen blijken meer te profiteren van onderwijsvoorzieningen en van subsidies aan culturele instellingen als musea en theater (Profijt van de Overheid, 2003).
6) wat wordt bedoeld met decommodificatie?
Door de toename van de invloed van handelssector, de ‘markt’, kregen de mensen meer recht op materiële overheidssteun, waardoor ze zich in zekere mate konen onttrekken aan de marktwerking. (denk bv aan uitkering)
Verzorgingsstaten variëren in de mate van decommodificatie in samenhang met het verzorgingsregime. Esping-Andersen onderscheidt 3 typen verzorgingsregimes in westerse samenlevingen:
7) welke typen verzorgingsstaten ken je?(typologie van Esping-Andersen)
1. het liberale stelsel:
- veel ruimte aan de markt
- politieke stroming: liberalisme->rechts
- reguleringsmechanisme: markt
- voorzieningen minimaal
- steun beperkt tot specifieke doelgroepen->gevolg: stigmatisering
- particuliere regelingen worden gestimuleerd
- decommodificatie-effecten zijn gering
- voorbeeld: Verenigde Staten
2. het corporatistische/corporatieve stelsel:
- sociale rechten gekoppeld aan klasse en status
- politieke stroming: christendemocratie->conservatief
- reguleringsmechanisme: particuliere initiatieven
- bekrachtigt de maatschappelijke ongelijkheid tussen verschillende categorieën werknemers
- traditionele familieverhoudingen belangrijk
- verzorgingsregelingen gericht op: vader als kostwinner, moeder vrij van loonarbeid
- voorbeeld: Italië, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk
3. het sociaaldemocratische stelsel:
- uitgangspunt: universalisme -> gelijke rechten voor iedereen
- politieke stroming: socialisme
- reguleringsmechanisme: overheid
- uitkeringen zijn hoog
- bevordert onafhankelijkheid van individuen ten opzichte van hun familie
- overheid: groot deel van de zorg voor kinderen en bejaarden op zich
- overheid stimuleert buitenshuis werken van gehuwde moeders
- voorbeeld: Scandinavische landen
Denk hierbij aan de welfare triangle
8) geef het verband en de ontwikkeling weer van ‘verzuiling’ en ‘verzorgingsstaat’.
De verzuiling en de uitbreiding van de overheidszorg voltrokken zich gelijktijdig en in onderlinge verwevenheid en gaven daarmee de Nederlandse verzorgingsstaat een eigen karakter (vgl. Van Doorn, 1978:23 e.v.).
De traditioneel grote invloed van christelijke organisaties blijkt ook uit het stempel dat de verzuiling in de twintigste eeuw op de verzorgingsstaat heeft gedrukt. Veel verzorging werd uitgevoerd door formeel particuliere organisaties met een godsdienstig of ideologisch karakter (zuilen). Deze werden aangepast aan de wet, waardoor ze ook subsidie ontvingen.
Sinds 1960 was er steeds meer sprake van ontzuiling, mede door de afname van de invloed van de kerk (=secularisatie).
Door de toenemende overheidssubsidies, waarvan de particuliere organisatie profiteerden, groeide ook de afhankelijkheid van de overheid. Dit had tot gevolg dat hun eigen ‘karakter’ steeds meer verwaterde of verdween (=ontzuiling).
Dit fenomeen zie je ook terug bij onderwijs en zorg.
9) wat wordt bedoeld met ‘(volks)verheffing’ en ‘burgerlijk beschavingsoffensief”?
Verheffing betekent letterlijk: naar een hoger niveau brengen.
Het burgerlijk beschavingsoffensief, dat sinds eind 18e eeuw aan de gang is, was een initiatief van de middenklasse om de lagere klassen naar een hoger niveau te brengen.
De achterliggende gedachte was dat armoede, ziekte en onwetendheid veroorzaakt worden door het falen van individuen.
Nu kom je weer bij de drie kerngebieden van de verzorgingsstaat: armoede, ziekte en onwetendheid. Men was van mening dat deze kerngebieden de gebieden waren, waardoor de volksverheffing kon plaatsvinden. Als deze gebieden toegankelijk werden voor de lagere klassen, zou de gehele economie daar de vruchten van plukken. Een nieuwe vorm van hulp ontstond, namelijk het welzijnswerk: mensen uit de middenklasse bieden hulp en ondersteuning aan de lagere klassen om tot hetzelfde niveau te komen.
10) heeft gezondheidszorg iets te maken met de ‘sociale kwestie’?
De ‘sociale kwestie’= in de laatste decennia van de 19e eeuw ontstond het inzicht dat het ging om maatschappelijke verschijnselen die samenhingen met de klassenverhoudingen, ipv het individuele falen. De klassentegenstellingen werden steeds beter zichtbaar door de industrialisering en verstedelijking van de samenleving. Dit verschijnsel wordt de ‘sociale kwestie’ genoemd.
De opvatting dat de ‘sociale kwestie’ alleen zou kunnen worden opgelost door de leefomstandigheden van de arbeidersklasse te verbeteren, vond in steeds bredere kring ingang. Aanleiding voor de georganiseerde arbeiders om te strijden voor uitbreiding van het verzorgingsstelsel, met als gevolg een toename van arbeidswetgeving, verzekeringen en sociale voorzieningen.
De aandacht voor de ‘sociale kwestie’ zorgde dus ook voor collectieve aandacht op het medische vlak. Verschillende sociaal bewogen medici onderzochten de gezondheidsomstandigheden in fabrieken, ed. Zij wezen op het verband tussen de slechte gezondheidstoestand van de arbeidersklasse en hun armoedige levensomstandigheden, ongezonde arbeidsomstandigheden en slechte samenstelling van hun voedsel.
Het gevolg was dat de overheid meer maatregelen nam om de gezondheid te verbeteren. Gezondheidszorg nam een steeds belangrijkere rol in.
11) wat is het belang van onderwijs?
Het onderwijs is in hedendaagse samenlevingen een belangrijk middel om hiërarchische onderscheidingen aan te brengen. Dat begint al op de basisschool (CITO) en gaat verder in het vervolgonderwijs(VMBO, MAVO, HAVO,VWO ed).
Dit zorgt er voor dat er gelijke onderwijskansen bestaan voor iedereen. Kansen gebaseerd op individuele mogelijkheden van elk kind.
Toch is het nog steeds zo dat er een ongelijkheid bestaat in kansen op onderwijsgebied. Het is vooral het opleidingsniveau –meer dan hun inkomen- van de ouders dat de onderwijskansen van hun kinderen bepaalt.
12) wat wordt bedoeld met ‘van client control naar colleague control’?
de beroepsorganisatie voor artsen werd de controlerende instantie en de patiënten kregen een volgzame rol (Johnson, 1972)
De sociale ongelijkheid gold ook medisch vlak. De toegankelijkheid tot artsen was vooral voor de hogere standen haalbaar. Daardoor hadden zei ook vaak een belangrijke stem in de behandeling die artsen hen gaven.
De laatste decennia is er weer een kentering gaande. De patiënten worden mondiger, beschikken over meer medische kennis, passen meer zelfhulp toe en artsen overleggen steeds vaker met de patiënten over de behandeling.
13 wat wordt verstaan onder ‘totale instituties’?
(Erving Goffman, 1922-1982)
Totale instituties= een term die synoniem is geworden voor de kern van Goffman’s analyse. Die komt er op neer dat zeer verschillende organisaties toch met elkaar gemeenschappelijk hebben dat ze het leven van bepaalde burgers totaal omvatten, helemaal sturen. Meestal slapen, werken en doen we aan vrije tijd op verschillende plekken. Binnen totale instituties is dat niet het geval, het hele leven van de ‘bewoners’ speelt zich 24 uur per dag en 7 dagen per week binnen de muren van de totale instituties af. Voorbeelden daarvan zijn gevangenissen bejaardenhuizen, psychiatrische instellingen maar ook internaten, legerkampen of kloosters. Dikwijls, maar niet altijd, zijn er fysieke barrières tussen de totale instituties en de samenleving. Er zijn ook steeds ‘bewoners’ en personeel. Voor die laatste is een totale institutie niet totaal. Na hun dagtaak vertrekken ze gewoon.
Reacties (1)