Public

Cursus argumenteren: drogredenen

Karin951 > Samenvattingen 5 vwo

Fouten in argumenten noemen we drogredenen. Als jij je het herkennen van drogredenen je eigen maakt, dan zal je zelf ook niet zo veel fouten maken in je argumentatie. Ook zie je eerder de zwakke punten in een argumentatie van een ander.

Je hebt de volgende drogredenen:

  1. Verkeerde autoriteit (beroep op autoriteit)
  2. Beroep op traditie
  3. Op de mand spelen (persoonlijke aanval)
  4. Cirkelredenering
  5. Verschuiven van de bewijslast
  6. Het vertekenen van een standpunt (de ander woorden in de mond leggen)
  7. Jij ook-argument
  8. Oorzaak-gevolg traditie (onjuist oorzakelijk verband)
  9. Valse vergelijking (verkeerde vergelijking)
  10. Overhaaste generalisatie
  11. Het bespelen van het publiek (voorkomen van een afwijkende mening)
  12. Stok achter de deur

 

  1. Verkeerde autoriteit

Bij verkeerde autoriteit baseer je je argument op iemand met aanzien of een autoriteit die hetzelfde standpunt heeft. (Albert Einstein, krant, tv of internet)

Voorbeeld:

Standpunt: De Amerikanen hadden nooit de atoombommen op Japan moeten gooien.

Argument: Albert Einstein was daar ook fel op tegen.

 

Kritiek:

  • Is de persoon die aangehaald wordt, eigenlijk wel een autoriteit op het gebied waarover hij zijn mening geeft?
  • Heeft de autoriteit belangen bij wat hij zegt?

 

  1. Beroep op traditie

Het beroep op traditie wordt gebruikt, omdat veel mensen niet van veranderingen houden. Als iets vroeger zo was, dan moet het nu ook zo zijn.

Voorbeeld:

Standpunt: Jullie moeten drie literaire werken van voor 1880 gelezen hebben.

Argument: Dat heeft altijd al gemoeten.

 

Kritiek:

Dat er vroeger drie literaire werken van voor 1880 gelezen moesten worden, wil helemaal niet zeggen dat het nu ook zo moet.

 

  1. Op de man spelen

Hier wordt degene die iets heeft gezegd persoonlijk aangevallen. Deze aanval kan zijn gericht op iemands verleden, iemands religieuze of politieke overtuiging, iemands vrienden of familie of zelfs iemands uiterlijk.

Voorbeeld:

Standpunt: Hij is niet serieus te nemen.

Argument: Hij heeft zijn studie economie niet afgemaakt.

 

Kritiek:

Hij heeft zijn studie dan wel niet afgemaakt, maar dat betekent niet dat hij niet serieus te nemen is.

 

  1. Cirkelredenering

Er is sprake van cirkelredenering als de mening en het argument inhoudelijk gelijk zijn. Ze zijn soms lastig te herkennen omdat ze anders geformuleerd zijn.

Voorbeeld:

Standpunt: Nederlands is een nuttig vak.

Argument: Je hebt er veel aan.

 

Kritiek:

Het komt op hetzelfde neer.

 

  1. Verschuiving van de bewijslast

Hier wordt een mening gegeven, maar geen argument. Degene die met de kritiek komt moet maar zelf met argumenten komen.

Voorbeeld:

Standpunt: Ik vind dat we veel meer aan sport moeten doen.

Argument: Geef mij één goede reden waarom dat niet zou moeten.

 

Kritiek:

Ik hoef daarvoor geen reden te geven. Geef jij mij maar een reden waarom dat wel zou moeten.

 

  1. Het vertekenen van een standpunt

Je verdraait een uitspraak van iemand tot iets wat de ander helemaal niet gedaan heeft.

Voorbeeld:

Standpunt: Jij geeft niets om kunst.

Argument: Jij vindt CKV een zinloos vak.

 

Kritiek:

Dat heb ik helemaal niet gezegd.

 

  1. Jij ook-argument

Hier worden twee gevallen tegenover elkaar geplaatst die totaal geen verband met elkaar hebben.

Voorbeeld:

Standpunt: Ik hoef het proefwerk nog niet nagekeken te hebben.

Argument: Jullie maken ook niet allemaal elke keer je huiswerk.

 

Kritiek:

Wat heeft dat er nou mee te maken?

 

  1. Oorzaak-gevolg traditie

Hier wordt een oorzakelijk verband gelegd tussen twee zaken, terwijl er helemaal geen sprake is van een oorzakelijk verband. Je vraagt je bij zulke argumenten dus af of de oorzaak ook leidt tot het gevolg.

Voorbeeld:

Standpunt: De leerlingen weten minder.

Argument: Er zijn veel computers op school.

 

Kritiek:

Denk je nou echt dat het aan de computers op school ligt, dat leerlingen minder weten?

 

  1. Valse vergelijking

Bij deze argumentatie worden twee verschillende zaken met elkaar vergeleken.

Voorbeeld:

Standpunt: Nederland moet zoveel geld uitgeven aan hun waterhuishouding.

Argument: Andere landen doen dat ook niet.

 

Kritiek:

Nederland ligt voor een groot deel onder de zeespiegel en bijna alle andere landen niet.

 

  1. Overhaaste generalisatie

Bij deze argumentatie wordt er op basis van één of enkele waarnemingen een algemeen conclusie getrokken.

Voorbeeld:

Standpunt: Limburgers hebben veel humor.

Argument: Ik heb in de laatste vakantie twee heel geestige Limburgers ontmoet.

 

Kritiek:

Dat twee Limburgers geestig zijn betekent niet gelijk dat alle Limburgers humor hebben.

 

  1. Het bespelen van het publiek

Hier wordt de mening zo geformuleerd dat de luisteraar de moed ontnomen worden om er tegenin te gaan. Ze vleien bijvoorbeeld de luisteraar door te beginnen met:

  • Iedere fatsoenlijke Nederlander weet dat…
  • Het is gewoon een feit dat…
  • Niemand twijfelt eraan dat…

Voorbeeld:

Elke verstandige ouder zal beamen dat de manier van lesgeven op de Hogeberg de enige juiste is.

 

  1. Stok achter de deur

Hier wordt de mening verwezen naar de nare gevolgen voor de luisteraar als hij/zij de mening niet aanvaardt. Er is dus sprake van chantage of intimidatie.

Voorbeeld: Als jij twee weken vakantie wilt, dan hoef je niet meer te komen werken.

30/01/2014 14:20

Reacties (2) 

Voordat je kunt reageren moet je aangemeld zijn. Login of maak een gratis account aan.
30/01/2014 13:14
Het grote communicatieve spel tussen mensen met nuances variërend van tactisch, slim, geraffineerd tot gemeen. Het hoeft niet altijd slecht te zijn. Zo b.v. een tactisch antwoord of reactie om de ander niet tegen het hoofd te stoten.
Mooi overzicht trouwens.
Ik meen dat het op de MAN (persoon) spelen moet zijn.
Argumenten noem ik vaak geraffineerde smoesjes! :-)
30/01/2014 14:22
Haha ik heb hem gelijk aangepast! Bedankt voor het doorgeven.