Gokken
Public

Deel 6: Conflicten tussen kapitaal en arbeid

Zoefie99 > Industrialisatie en ismen

 

Conflicten tussen kapitaal en arbeid

Werkgevers en arbeiders raken dikwijls met elkaar in conflict

De situatie bij de werkgevers

De meeste werkgevers ging het vooral om de winst. Daarom wilden ze de lonen van de arbeiders zo laag mogelijk houden.
Regeringen bemoeiden zich weinig met de industrialisatie en de problemen die daaruit voortkwamen. En als dat al gebeurde, dan koos de regering de kant van de fabrikanten door bijvoorbeeld een staking te verbieden en door goed te keuren dat arbeiders die protesteerden, werden ontslagen.
Armoede werd door de meeste mensen normaal gevonden. Regeringen zouden er niets aan kunnen veranderen dat er rijken en armen waren. Arme mensen moesten door liefdadigheid worden geholpen.
De welvaart van de bovenlaag en de middenlaag van de bevolking nam sterk toe. In het bijzonder de rijkdom van de fabrikanten. Hun toenemende welvaart maakte een groeiende kloof tussen de benedenlaag en de rest van de bevolking duidelijk.

De situatie bij de arbeiders

De lonen van de arbeiders gingen wel iets omhoog, maar bleven laag. Hun werk- en levensomstandigheden bleven in vergelijking met de mensen in de midden- en bovenlaag slecht.
De arbeiders hadden – evenals de vrouwen uit alle lagen van de bevolking – geen kiesrecht. En daardoor hadden ze dus ook geen invloed op de regering om hun situatie te verbeteren.
De werkomstandigheden waren zwaar, de werktijden lang, de beloning laag en het werk vaak saai. Er viel voor de arbeiders veel te verbeteren.
De meeste arbeiders hadden weinig of geen opleiding gehad. Daardoor was hun kans om een hogere baan in de fabriek te krijgen heel klein.
De groeiende kloof leidde tot felle botsingen tussen werkgevers en arbeiders.

Pogingen om de situatie van de arbeiders te verbeteren

Er kwam van verschillende kanten verzet tegen de nadelige kanten van de industrialisatie. Arbeiders gingen vakverenigingen oprichten om het lot van de arbeiders te verbeteren. Sommige arbeiders vonden de strijd van de vakverenigingen niet voldoende. Zij wilden ook invloed kunnen uitoefenen op het bestuur van het land.
Zij besloten daarom politieke partijen op te richten. In Nederland bijvoorbeeld in 1881 de Sociaal-Democratische Bond (SDB) en in 1894 de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP).
Sommige geestelijken gingen het voor de arbeiders opnemen. In Nederland ging dominee Abraham Kuyper zich inzetten voor zoals hij dat noemde ‘de kleine luyden’. Hij richtte in 1872 de krant De Standaard op en in 1879 de Anti-Revolutionaire Partij (ARP).
Ferdinand Domela Nieuwenhuis zette zich in de jaren ’70 als predikant in voor de arbeiders. Later verliet hij de Kerk en richtte in 1879 het blad Recht voor Allen op en in 1881 een politieke partij, de Sociaal-Democratische Bond.
Paus Leo XIII waarschuwde in 1891 in een brief aan katholieken, Rerum Novarum (Van Nieuwe Dingen), voor de fouten van het industriële kapitalisme.
Schrijvers als de Engelsman Charles Dickens (Oliver Twist) en de Fransman Emile Zola (Germinal) stelden in hun later ook verfilmde boeken de armoede van de benedenlaag aan de orde.
Verschillende kunstenaars namen het in hun kunstwerken op voor de arbeiders

Onder invloed van al deze acties gingen ook regeringen – langzaam – maatregelen nemen

De meeste mensen in de bovenlaag en ook de politici meenden in de 19de eeuw dat het voor de samenleving het best was, als de regering de economie liet regelen door de fabrikanten. Maar aan het einde van die eeuw gingen steeds meer politici vinden dat de regering niet alles aan de fabrikanten moest overlaten. Regeringen gingen toen maatregelen nemen om de situatie voor de arbeiders te verbeteren.

  • Kiesrecht was er in de 19de eeuw in de meeste staten alleen voor mannen die een bepaalde hoeveelheid belasting betaalden. Regeringen gingen het kiesrecht steeds meer uitbreiden. In Frankrijk kregen alle mannen het eerst kiesrecht (1871), vanaf 1900 ook in andere Europese landen. In Nederland in 1917.
  • Vanaf ±1900 begonnen verschillende landen met het invoeren van sociale wetten. Eerst over de beperking van kinderarbeid en van werktijden, vanaf 1900 ook wetten over verbetering van de gezondheidszorg en het onderwijs.

Andere delen van deze reeks:

 

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-1-industrialisatie-en-ismen

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-2-kenmerken-van-de-industriaale-samenleving

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-3-snelle-groei-van-fabrieken-en-steden

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-4-overgang-van-handelskapitalisme-naar-industrieel-kapitalisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-5-grote-veranderingen-in-de-gelaagdheid-van-de-bevolking

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-7-nationalisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-8-conservatisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-9-liberalisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-10-socialisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-11-confessionalisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-12-feminisme

http://industrialisatie-en-ismen.plazilla.com/deel-13-imperialisme

# Arbeiders
# Gingen
 2
       
 
07/04/2013 13:48

Reacties (0) 

Voordat je kunt reageren moet je aangemeld zijn. Login of maak een gratis account aan.