Gokken
Public

De beste examentraining ? Te duur, te intensief en toch weer in de klas

De-realist > Onderwijs

Hoe vergelijk je examentrainingen, hoe zijn de resultaten te duiden, welke prijzen worden gehanteerd en hoe ziet zo’n training er eigenlijk uit en…is het effectief ? Daarover het volgende artikel.

De tijd van examens komt er weer aan, en voor sommige leerlingen is het noodzaak om nét nog even dat steuntje in de rug te krijgen wat ze zelfstandig of op school niet meer kunnen krijgen. Precies in de tijd vlak voor de examens doen de scholen immers voor twee weken de deuren dicht wegens de meivakantie. Examens ? Wij zijn er even niet.
Sinds enkele jaren zijn (daarom ?) de examentrainingen sterk in opkomst. Maar deze zijn ook nogal prijzig. Wat krijg je daarvoor terug ? Hoe gaat zo’n training in zijn werk ? En voor welk type leerling is het met name geschikt ?
Lees

Lees ook: huiswerkbegeleiding of bijles ?
Organisaties als o.a. Luzac, Lyceo, de universiteiten van Leiden, Rotterdam en Twente, Examentraining Noord en Nationaleexamentraining.nl  en Stoomcursus.nl bieden al sinds langere tijd examentrainingen voor het voortgezet onderwijs. Meestal in een twee of driedaagse stoomcursus wordt er in hele korte tijd intensief gebuffeld voor een examen. De stof wordt doorgenomen, maar vooral worden er veel oude examenopgaven gemaakt. Dit wordt ‘op locatie’ gedaan, meestal op een campus of in een schoolgebouw. Ondanks dat de klasjes een stuk kleiner zijn dan in het reguliere onderwijs, wordt er nog steeds klasgewijs gewerkt. Eén docent, bijna altijd gewoon een student in dat vak, zonder educatieve achtergrond, krijgt een groep van 6 tot 10 leerlingen toegewezen. Zijn de groepjes nog kleiner, dan wordt de cursus vaak wegens te weinig deelname gecanceld, soms worden er leerlingen overgeheveld naar een ander tijdvak om klasjes samen te voegen.

Hoe ziet zo’n trainingsdag eruit ?
In vaak lange blokken wordt er intensief gewerkt, vaak sessies van bijvoorbeeld anderhalf of twee uur, afgewisseld met een kwartier of een halfuur pauze. De volle twee dagen wordt aan hetzelfde vak gewerkt. In twee dagen wordt  zo’n twaalf uur aan het vak gewerkt, minus de pauzes komt dit op netto zo’n tien uur.

Vaak wordt er gewerkt met oude examenopgaven. Die bieden immers het beste voorbeeld van wat de leerling te wachten staat. Al doende komen er dan vanzelf problemen aan het licht. Als er zulke hiaten in de kennis worden geconstateerd, kan dat alsnog uitgelegd worden.
Meestal wordt aan het eind van de twee dagen een proefexamen gemaakt. Ook nu weer moet de leerling dus een groot deel zelfstandig werken. Het proefexamen wordt in de meeste gevallen redelijk vlot klassikaal behandeld, met de focus op hoe het had gemoeten, er is minder tijd om alle individuele antwoorden weer onder de loep te nemen.
Een ander nadeel is nog dat bij het maken van oude examens vaak de nadruk wordt gelegd om die éne examenvraag goed te begrijpen. Terwijl dat nou net níet de insteek moet zijn: precies deze vraag krijg je immers niet terug. De volgende keer is het weer een ander type vraag. Soms namelijk zijn de examenopgaven ook niet helemaal duidelijk, ieder jaar zitten er wel enkele vragen bij die nét een beetje wringen, die niet helemaal logisch in elkaar zitten. Dat krijg je namelijk als een eis is dat je de vragen ook enige complexiteit moeten bieden. Om dan lang bij zo'n net niet helemaal goed vraag stil te staan is niet zo effectief.

Sommige organisaties werken daarom ook met het geven van een klassikale instructie. Een examenonderwerp wordt dan helemaal opnieuw verteld. Zo vermeldt één website dat zij “gestructureerd en stapsgewijs de hele examenstof doorwerken” (Lyceo.nl). Maar voor vele leerlingen is dit niet ideaal: de onderwerpen lopen vaak erg uiteen, en het is meer regel dan uitzondering dat het ene onderdeel veel beter begrepen wordt dan het andere.
Daarin schuilt een groot probleem voor een klassikale aanpak: het instapniveau is zeer uiteenlopend. Gedifferentieerd onderwijs werkt daarom, vooral in deze laatste afrondende fase, veel beter. Maatwerk leveren, op de leerling gericht. Al zijn er natuurlijk ook leerlingen bij die nog zoveel in moeten halen dat álle onderwerpen wel even opnieuw herhaald moeten worden.

Cursusgeld en bijkomende kosten
De kosten voor zo’n training kunnen behoorlijk zijn. Het Luzac vraagt € 275, - voor een tweedaagse cursus, Lyceo € 305 voor drie dagen. De Nationale Examentraining rekent € 165 voor één dag. Niet alle trainingscentra zijn even scheutig met hun prijsstelling, en zoals zo vaak valt dan te verwachten dat de duurdere zich niet meteen als zodanig willen profileren. De goedkopere wel, die moeten hun prijzen goed communiceren.
Met deze kosten ben je er nog niet. Vaak moet er nog een examenbundel bij aangeschaft worden, of specifiek oefenmateriaal (een syllabus)  van de training zelf. Dit terwijl oude examens allemaal gratis te downloaden zijn van internet. Maar de grootste extra kostenpost zit ‘m wel in de reis- en verblijfkosten van de training zelf: overnachting, al is dat dan bijvoorbeeld een jeugdherberg, één of twee warme maaltijden, etc.
Verder is annuleren meestal niet mogelijk, of hooguit ver van tevoren. Een percentage van het inschrijfgeld bent u dan sowieso nog kwijt. U betaalt vooraf.

€ 275 à € 350 euro per twee dagen is een groot bedrag, zeker als men beseft hoeveel daadwerkelijke begeleiding men daarvoor terug krijgt. Zoals op de foto goed te zien is, zit de leerling óók daar gewoon weer zelfstandig opgaven te maken. Er is dan wel begeleiding, maar zelfstandig werken kun je thuis ook wel. De tien-twaalf cursusuren moet de trainer gedeeld worden met 5-6 man. De werkelijke contacturen zijn daarmee niet meer dan 2 uur. Een zelfstandige eindexamenkandidaat is best in staat mogelijke vragen even op te sparen, en die dan in een later stadium samen met een deskundige door te nemen. Dat hoeft niet altijd à la minuut. En daar zit 'm de kneep: voor de niet zo heel zelfstandige kandidaat is zo'n training noodzakelijk als stik achter de deur. Omdat hii/zij thuis te weinig aan werken toe komt en te snel afgeleid is.

Motivatie
De training is vaak op locatie, en onder gelijkgestemden. Omdat er fors voor betaald is, is de sfeer totaal anders, veel gemotiveerder, dan in de reguliere klas. Je hoeft er niet te zitten: wie niet wil, volgt zo’n training niet. Er heerst dan ook vaak een sfeer van hard werken en serieus bezig zijn. Toch zijn er ook hier gevallen van mindere concentratie en het verstoren van de lessen. Dit verstorende element blijkt uit de reglementen van enkele organisaties, die nadrukkelijk aangeven ook leerlingen uit de les te kunnen zetten. Niet helemaal alle leerlingen zitten er namelijk puur uit eigen motivatie: enkele zijn ook door ouders gestuurd omdat die dat nodig vinden: de snel afgeleide leerling zoals hierboven beschreven. En daarnaast zijn er leerlingen die extra veel aandacht vragen om alles helemaal precies uitgelegd te krijgen. Daarom zaten ze immers op die cursus.

Te intensief
Een hele dag lang voor één vak stampen is lang, eigenlijk té intensief. Het hele schoolsysteem is erop ingericht, met lessen van 50/60 minuten tot maximaal anderhalf uur, dat een leerling informatie opdoet, vervolgens bezig gaat met het verwerken en toepassen van die stof, en daarna een stukje reflectie. In begrijpelijke taal: een hoofdstuk of paragraaf lezen, een opgave daarover maken, en die nakijken c.q. een afsluitend deel van ‘wat hebben we nou eigenlijk gedaan’. Daarna kan voor een nieuw stuk theorie, of iets wat op het voorgaande aansluit, dezelfde cyclus nogmaals doorlopen worden, en wellicht bij een intensieve cursus nog een derde keer.
Maar daarna moet het ook klaar zijn. Nóg meer va hetzelfde leidt ertoe dat er te weinig meer bijkomt, of dat de leerling dingen door elkaar gaat halen. Dus daarna moet een leerling even tijd krijgen om de zaak naast zich neer te leggen. In die tijd kan er prima aan gym worden gedaan, of even een ander vak zoals een taal. Een blokuur wiskunde, zeker in de namiddag, is voor veel studenten al een ramp. Ook in het vervolgonderwijs, op HBO of universiteit, wordt niet zó intensief gewerkt. Een standaard hoorcollege is tweemaal drie kwartier, en dat is voor de meesten al te lang. De dienstdoende professor krijgt dan de kritiek dat hij niet boeiend kan vertellen.


Er zit een maximum aan onze spanningsboog. De aandacht verslapt.

Vergelijk het maar met een tv-programma, ook daarin wordt voortdurend afgewogen hoe lang men een publiek kan boeien.  De meeste tv-programma’s duren daarom tot een uur, de comedy’s 21 minuten (voor een time slot van 30 minuten inclusief reclame). Duurt een tv-show langer, dan biedt men binnen die show afwisseling met verschillende itempjes. Een film kan langer duren, maar heeft plotwendingen nodig, of een secure opbouw in spanning. Dit allemaal, omdat een uur, anderhalf wel ongeveer het maximum is qua aandacht en opzuigen van kennis.

Veel beter is het bij de echte leervakken daarom, om zeker anderhalf à twee uur aan de stof te werken, maar daarna weer iets anders te doen. De hersenen de tijd te geven om de stof te verwerken. En ook, om het geleerde vijf dagen tot een week daarna weer te herhalen. Leren is namelijk niet alleen een kwestie veel tijd erin stoppen, maar ook van verwerken en herhalen.
Een regelmatig aanbod van eenmaal, hooguit tweemaal per week (wanneer de achterstand fors is opgelopen) is daarom zeer waarschijnlijk effectiever, maar ontegenzeggelijk veel efficiënter dan een intensieve stoomcursus op het allerlaatste moment.

Eén op één begeleiding versus een (kleine) klas
Een belangrijk verschil zit er nog in, dat ook al zijn de klasjes nog zo klein, het altijd klasjes blijven.
waarin ook een ander het antwoord kan ‘verklappen’. Zo werken een aantal examentrainingen ook: de student-begeleiders krijgen daar de instructie: "wat je ook doet: nooit verklappen !" Alleen in de échte één op één begeleiding kan er echt even heel nauwkeurig met de leerling meegedacht worden, wordt zijn gedachtegang gevolgd, en wordt er precies daar ingesprongen waar het spaak loopt. Die begeleiding is nog intensiever dan op een training geboden kan worden. Zeker bij redeneervakken als wiskunde A, natuurkunde en economie gaat het er nou juist om dat je zelf de puzzel oplost.


De Quebec Super Lotto verloot aan het eind van elk jaar 500 auto’s als bonusprijzen. In 1982 waren er 2,4 miljoen loten verkocht, elk met een uniek nummer. Om de winnaars te bepalen, trekt de computer 500 maal een nummer uit de 2,4 miljoen lottonummers zonder erop te letten of een nummer al getrokken is.

Stel je voor dat een computer uit een lijst van 100 verschillende lottonummers vijfmaal een nummer trekt, zonder erop te letten of dit nummer al eerder getrokken is.

Vraag 16: De kans dat alle getrokken nummers verschillend zijn, is ongeveer 0,9035.
Toon dit met een berekening aan. (uit het havo-examen wiskunde A, 2012 (juni)

 

Bovenstaande examenvraag is zo’n puzzel. Maar ja, nooit verklappen is wat een te eenduidige aanwijzing. Als de leerling geen flauw idee heeft, moet je dus een stap terug, eerst aanvoelen wat hij wel weet. Dan kun je al snel beter eerst iets voordoen, dan een gemakkelijke opgave voorschotelen ter illustratie, en dán pas naar een examenopgave zoals boven. Eventueel die nog samen oplossen, door het geven van hints, en het verwijzen naar wat zojuist uitgelegd is.
Daarnaast zijn enkele onderwerpen zo volgens een stappenplan duidelijk te maken, dat het vaak de moeite loont ze tóch even helemaal vanaf het begin te vertellen. Dat is ook lastig als je altijd vanuit oude examenopgaven werkt. In dat geval blijft het repareren van de kennis lapwerk, terwijl het éven helemaal opnieuw' waarschijnlijk veel meer de strucuur en helderheid biedt.
Kiezen welke aanpak het beste is is het continu aanvoelen van de leerling, het stellen van een snelle controlevraag, en na een tijdje ook de kennisrelatie die je met zo'n leerling opbouwt. ("O, dat weet jij wel, dat hoef ik niet nog uit te leggen"). Dat voel je met een enkele vraag, en vooral de manier van antwoorden, snel genoeg aan: dus ook hier weer maatwerk leveren.



Hints geven of uitleggen, dat blijft altijd de vraag

Student of docent
De meeste examentrainingen werken met studenten die voor de groepen staan. Hoewel zij soms een ‘intensieve cursus’ gehad hebben, zijn het natuurlijk geen vakkenners. Didactisch valt dit nog wel mee, omdat het zo overzichtelijk is waar naartoe gewerkt moet worden. Maar deze studenten kennen de stof wel, laten we maar aannemen, maar de examens niet. Zij kunnen niet volledig op de hoogte zijn van hoe de zaken doorgaans gevraagd worden, waar op gelet moet worden, wat er vaak fout gaat. Zij missen daarvoor de ervaring. Bij vele studies komt het ook voor dat er geen student van precies dát vak voor de klas staat: geografen geven ook wel economie, en studenten recht geven wiskunde.
De ingangseis van enkele organisaties is wel dat je ‘een goed cijfer op je eindlijst had’.

Organisatorische keuzes, geen didactische
De bovenstaande aspecten zijn natuurlijk keuzes waar examentrainingen op uitkomen om het geheel nog organiseerbaar te houden. Er moet een periode gevonden worden, kort voor het examen, voor de trainingen. De meivakantie is daarvoor ideaal. In verband met reis- en soms verblijfkosten van leerlingen, maar ook het eigen personeel moet er een omvang gedraaid worden. En dus worden het hele dagen, en geen dagdelen. En al helemaal geen uurtjes. Zo ontstaat de intensieve dagcursus, ook al is dat uit didactisch oogpunt niet ideaal. “Maar dat kan niet anders” zegt u ? “Het moet wel zo vlak voor het examen ?” Dat is het halve antwoord maar, want in de Kerst- en canavalsvakantie worden dezelfde intensieve cursussen gegeven.

Effectief en efficiënt ?
Omdat er twee of drie volle dagen gewerkt wordt, en bovendien het instapniveau al hoog is (de leerling kent grote delen van de stof reeds), lijken deze trainingen bijzonder effectief. Daar adverteren ze ook mee: één of anderhalf punt hoger scoren op je examen. Maar vergeleken met wat ? Het is logisch dat wanneer je nog eens tien uur intensief extra aan de stof besteedt, dat het dan beter gaat. Is die voldoende die op het examen gescoord wordt het resultaat van hard werken, of het resultaat van hard werken op een trainingskamp ?
Een havoleerling heeft als hij aan zijn examen begint 40 weken in de 4e klas en zo’n 30 in de 5e les gehad, laten we zeggen 3 uur per week, een totaal van 210 uur. Ook in die uren zat veel inefficiëntie, maar ergens tussen de 100 de 150 uur is er wel in het vak gestopt. Op het vwo nog wel 100 uur meer. Die extra 10 uur op een cursus lijken wel zeer effectief, maar geven niet meer dan een laatste zetje in de goede richting.

Ondanks al deze tegenwerpingen is het resultaat wel nog steeds, dat het cijfer met een punt omhoog gaat. Daarmee lijkt een examentraining nog steeds effectief. Maar er zijn ook andere manieren om dit te bereiken.
Of het ook de meest (kosten)efficiënte manier van werken is, is nauwelijks nog een vraag. Een regelmatige één op één begeleiding, soms al met een uurtje of anderhalf per week, is effectiever, prettiger en aanzienlijk minder duur. Die oude examens maken kan de leerling zelf wel, daar heeft ie geen directe begeleiding bij nodig.

 

H.O. Limburg, Dalfsen
april 2013

https://plus.google.com/u/0/102733241858629933921/about

 2
       
 
13/07/2013 00:29

Reacties (2) 

Voordat je kunt reageren moet je aangemeld zijn. Login of maak een gratis account aan.
 
 
 
 
19/06/2013 12:52
Er is eigenlijk niet et een harde lijn een minimum of maximum te stellen. Hoe langer hoe beter meestal: begin je er eerder aan, dan neem je immers ook de laatste tentamens mee ! En die tentamens zijn er niet voor niets: ze zijn er om de leerling al eerder aan het studeren te zetten. Zo wordt in lagere klassen, en op het vmbo, nóg frequenter getoetst, om de leerling maar aan het werk te houden. Ook hbo's werken soms al zo.
En de veel (duur-)betalende ouder zet in op de examentraining vlak voor tijd. Trapt daarmee letterlijk in de valkuil waar zoveel leerlingen in vallen: uitstellen, uitstellen.....en vlak voor de toets nog even heel hard leren.
 
 
 
 
4Beta
19/06/2013 09:35
Prachtige analyse!
Dit was mij ook opgevallen, en met die reden geef ik via 4Beta soortgelijke trainingen dan ook niet.
Door alles over een veel langere tijd te spreiden (2 maanden minimaal, bij voorkeur de laatste helft van het examenjaar) zijn veel betere resultaten te behalen.